Skip to main content

Ontvangen inzendingen

De Derde Koe

  • Krista

Lente, begin jaren 80.

Jonge koeien horen in de lente op de weide. Daar wacht een zomer vol vrijheid, onbekend en onbegrensd. Tot nu kennen ze alleen de stal. De weides en akkers van mijn vader liggen verspreid in een bos, ingesloten tussen de spoorweg en de autostrade. De dreven en paden zijn mijn speelterrein. Elke boom, elke bocht is ontdekt en veroverd. Ik voel me er thuis, veilig.

Vandaag krijgen de koeien een nieuwe thuis. Een wei verderop. Mijn vader zal ze langs de paden drijven en ik krijg een opdracht: zoek een stok, nen groten, en ga op de kruising staan bij het land van Saelens. JE LAAT GEEN KOE DOOR. Zijn stem is onwrikbaar, alsof falen niet eens binnen de mogelijkheden valt. Hij zegt niet wat er gebeurt als ik toch een koe doorlaat, want voor hem is dat ondenkbaar.

Ik zoek een stok. Niet te dun. Niet te krom. Uiteindelijk vind ik er een. Mijn moeder fietst voorbij, stopt even. Zonder een woord te zeggen geeft ze me een betere. Zij voelt geen angst. Geen koe zal haar passeren. Maar ze herkent de mijne, misschien was het ooit de hare. Met een knik rijdt ze verder en laat me achter, alleen met de stilte.

Het is een mooie lentedag. De geur van natte aarde hangt in de lucht, vogels zingen in de bomen. Niets wijst op naderend onheil. Toch voel ik het, die knagende angst, gevoed door de zekerheid dat minstens één koe op mij zal afstormen. Met haar kop laag, haar blik wild, de onzichtbare hoorns op mijn buik gericht. Die hoorns die er niet meer zijn, afgebrand toen ze jong was, maar die ik nog steeds zie – lang, scherp, dodelijk. Ze zal me opscheppen, mijn buik openscheuren, mijn ingewanden naast me op de grond achterlaten. Het is onvermijdelijk.

Tenzij ik opzij spring.

Ik weet niet hoe lang ik daar sta, met die gedachte als een schaduw over de zon. Maar dan, plots, breekt het los.

Gerommel in de verte. Opgejaagde hoeven. Vier koeien stormen de dreef in, op weg naar hun nieuwe vrijheid. De eerste schiet voorbij, de tweede volgt, de derde –

Ze kijkt me aan. Haar ogen vernauwen. Jou kan ik wel aan.

Ze remt abrupt, diepe sporen in de zompige grond. Haar kop draait. De vierde koe raast langs haar heen. Mijn vader roept, maar ik hoor hem niet. Mijn blik zit vastgehaakt aan de hare. Ze aarzelt niet meer. Ze heeft haar keuze gemaakt. Tussen haar en de vrijheid sta ik.

Ik hef mijn stok. Mijn andere arm gaat omhoog. Mijn hart bonkt in mijn keel. De koe weegt haar opties. Mijn vader is dichterbij, maar nog te ver om me te helpen. Mijn schreeuw breekt door de lucht, een ho! die al mijn angst en vastberadenheid tegelijk bevat.

De koe zakt door haar voorpoten. Haar kop buigt, onzichtbare hoorns naar voren. Haar achterwerk zwiept omhoog. Ik weet wat er nu komt.

En dan kies ik.

Niet opzij springen. Niet vandaag.

Ik ken niemand wiens buik is opengereten door een koe. Dus waarom ik wel?

Ik blijf staan.

De koe houdt in. Een stap vooruit. Haar spieren gespannen. Mijn blik houdt die van haar vast, mijn schreeuw sterft weg. Het is een strijd van seconden. Achter haar roept mijn vader. Voor haar klinken de lokroepen van haar stalgenoten, veilig in hun weide. Haar lichaam ontspant. Met een korte snuif keert ze zich om en galoppeert naar de rest.

Mijn vader sluit het hek. Mijn moeder fietst alweer naar huis. Ik blijf staan, wachtend op zijn woorden. Een knik. Een goed gedaan. Maar hij zwijgt en tuurt naar de koeien die hun vrijheid vieren met wilde bokkensprongen.

Ik aarzelt, neem dan zelf het woord. Heb je het gezien? Ik heb het goed gedaan, hé?

Hij bromt een hmm, meer niet. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat je een koe tegenhoudt.

Dan zegt hij: Ga naar huis. Deze namiddag steken we de andere drie op de weide aan de kant van D. Jij moet aan de kruising staan.

Terwijl ik naar huis loop, denk ik maar aan één ding.

De onzichtbare hoorns van de koe die me deze namiddag zal aanvallen…

 
  • Raadplegingen: 53