Mij zal je niet gauw horen klagen over het weer. Wel langzaam. Als het koud is, als er te veel wind staat, als het regent, sneeuwt, hagelt, dondert, bliksemt of als het echt benauwd is. Terwijl ik hier lig, is het zesentwintig graden op onze slaapkamer, maar ik heb mezelf voorgenomen om er niet over te zeuren. ‘t Is warm voor iedereen. Niet elke hete nacht is een feestje. We staan ervoor en we moeten erdoor. Zo is het.
Ik jammer er niet over. ‘t Is alleen vervelend dat een mens er zo slecht van slaapt. Je begint te woelen, te draaien en te keren en op den duur begin je sneller te ademen en te zweten en als het écht tegenzit, krijg je ook nog het geselende gezelschap van een zwerm meedogenloze smeerlappen van muggen. Absoluut geen lachertje, zeker niet als je van die grote gezichtsopeningen hebt als ik. In mijn neusgaten alleen al zou met gemak een kolonie vleermuizen kunnen hanghuizen. ’t Is zeker geen toeval dat er zo nu en dan een verwaaide mug in verzeild raakt. Voor je ’t goed en wel beseft ga je zo’n kleine zoemende rotmug dan inhaleren en komt ze via je neusholte in je mondholte terecht, waarna je even goed moet doortrekken om ze in je mond te krijgen zodat je ze kan uitspugen of inslikken. Ofwel word je gestoken, begin je te krabben en haal je op die manier al oudere muggenbeten open. Bloed op de lakens. Moedeloos word je ervan. Soms heb ik er zoveel last van dat het huilen me nader staat dan het lachen. Bloed, zweet en tranen. Emmers vol tijdens zwoele zomernachten. Maar zelf emmer ik er niet over. Dat zei ik al.
Het spijtige van de zaak is dat hoe langer ik wakker blijf, hoe steviger ik mezelf opzadel met de gedachte dat ik morgen geen schop voor m’n kont waard ga zijn en niks zal presteren. In dat idee ga ik me dan zo opfokken dat ik lange periodes klaarwakker lig. Een vicieuze cirkel, dat is het.
En dan te zeggen dat een normaal mens na gemiddeld zeven minuten in slaap valt. Ammehoela! Ik dus niet. Nooit. Behalve als ik te diep in het glas gekeken heb, dan misschien wel een zeldzaam keertje. Mijn dokter zegt dat ik overdag vermoedelijk te vaak dagdroom of ‘weg’ ben, waardoor mijn lijf bij dag een vervolg verwacht in de vorm van slaap en het ’s nachts niet meer lukt. Dagdromen is volgens hem de eerste van vijf slaapfasen. ‘Je zou overdag eens wat geconcentreerder moeten blijven en ervoor zorgen dat je je gedachten niet laat afdwalen. Dan slaap je ’s nachts veel beter.’ Die man is niet goed bij m’n hoofd. En bij het zijne ook niet. Je reinste onzin, al wat hij beweert. Ik vertel het je.
Op deze manier ga ik echt nooit in slaap vallen. Ik kan misschien beter wat weetjes aan mezelf vertellen. Dat vermoeit.
Wist je dat mensen meestal in kleur dromen, maar ook soms in zwart-wit? Volgens een onderzoek in 2008 hangt dat van je leeftijd af en vooral of je naar de televisie keek in kleur of in zwart-wit. Iedereen die na 1983 geboren is, droomt nagenoeg altijd in kleur. Mensen die in 1953 of vroeger zijn geboren, dromen ongeveer een kwart van de tijd in zwart-wit. Twaalf procent van hen droomt zelfs uitsluitend in zwart-wit.
Trouwens, tijdens de omschakeling van wakker zijn naar slapen kun je ineens een stuiptrekking over je hele lichaam krijgen. Vele mensen ervaren dit als een soort elektrische schok of een gevoel van vallen. Niemand weet echt waar dit van komt. Oververmoeidheid misschien, of een slechte houding. De hersenen zouden de spierontspanning interpreteren als vallen, waardoor de benen in een reflex worden uitgestrekt om te kunnen blijven staan. De schok zelf is totaal ongevaarlijk, al kan de bedpartner er eventueel wel flink van schrikken.
Over bedpartners gesproken … Wist je dat het historisch gezien nooit de bedoeling was dat getrouwde koppels samen sliepen? Pas sinds de industriële revolutie liggen ze samen in één bed. Uit noodzaak dan nog, dikwijls uit puur plaatsgebrek. Voorheen was het heel normaal dat man en vrouw apart sliepen. Bij de Romeinen bijvoorbeeld diende het echtelijk bed alleen voor seks, niet om samen in te slapen. Slaapexperts zeggen dezer dagen nog steeds dat het voor veel koppels beter zou zijn, omdat bedpartners elkaar in de slaap te vaak storen door gesnurk, getrek aan lakens en onvrijwillig schoppen.
Straks toch eens tegen mijn vrouw zeggen. Zeker als ze me nog eens een keertje zogezegd onvrijwillig aantrapt. Misschien kan ik haar nu meteen ook al wakker maken om haar te vertellen over de Romeinen en hun gebruiken. Vooral hun gebruik van het gemeenschappelijke bed waar je dus constant gemeenschap moet hebben. We hebben er toch maar een en … Nee, ik zal haar toch maar laten slapen. Anders vindt ze me waarschijnlijk weer een viezerik. Ik kan er mij beter gewoon bij neerleggen en in alle eenzaamheid liggen woelen en ronddraaien. Met mijn onsamenhangend brein, in kleur dromend van vrouwelijke rondingen die wél samenhangend zijn. Als een viezerik in een vicieuze cirkel. Slaap zacht.