Sprookje 2
© yves goudket op .
De twee zoutkorrels
Siberië, ergens in de zoutmijnen.
Een snerpende wind joeg over de ijskoude vlakte. De lucht hing vol dreigende en donkere wolken, hier
en daar zag je een bliksemschicht. Van leven was hier weinig of geen sprake, enkel in de zoutmijnen
leek leven mogelijk al was het in erbarmelijke omstandigheden.
Maar daar, ergens diep in het zout, zaten twee zoutkorrels rustig met elkaar te praten alsof hen niks kon
overkomen, tot plots een grote ijzeren schep hen met één graai weghaalde van hun familie en vrienden?
Beide zoutkorreltjes huilden toen ze plots in de wind en de bijtende koude terechtkwamen.
De grote ijzeren schep gooide hen wat later met duizenden andere in een vrachtwagen, even later lagen
ze weer onderaan met duizenden soortgenootjes op zich.
"Oef, we hebben geluk gehad " zei het ene zoutkorreltje.
"Zeg dat wel " zei het andere, en ze kropen wat dichter bij elkaar aan om het warmer te hebben, dan
vielen ze in slaap. Plotseling werden ze wakker geschud en gleden ze vanuit de vrachtwagen in een
grote trechter. "Verdomme, ik denk dat we in de zoutfabriek zijn " zei de ene weer.
"Ja maatje, ik ben er zelfs zeker van " zei de andere terwijl hij rondkeek. "Weet je wat, we kruipen naar
boven en gaan een kijkje nemen" en ze wurmden zich traag maar zeker opwaarts. Toen ze bovenaan de
zoutberg waren zagen ze de enorme bedrijvigheid in de fabriek. Mensen liepen als mieren door elkaar,
sommigen hadden grote zakken vast en deden er zout in, anderen stonden aan machines te werken.
"Ik denk dat we niet meer lang zullen leven " zei het ene zoutkorreltje.
"Ik vrees dat je gelijk hebt " snikte het andere en een traantje gleed over zijn witte wangetje. Ze
omarmden elkaar en huilden, tot ze beiden uitgleden, ze kwamen in een machine terecht en gleden over
transportbanden, uiteindelijk belanden ze in een papieren zak, samen met honderden soortgenoten,
bovenaan werd de zak door een machine goed gesloten.
"Wat nu ?".
"Afwachten, we zien wel ! "
Dan werden ze in dozen gestopt en na enkele dagen kwamen ze in een winkel aan waar ze in een rek
gezet werden.
"Nou, ik vind het hier wel leuk "zei de kleinste zoutkorrel.
"Ik ook " zei de andere " maar zal het leuk blijven ? ".
Nauwelijks een uurtje later graaide een hand hun pak uit het rek. Een uurtje later kwamen ze in een
klein glazen potje terecht met bovenaan enkele gaatjes waar ze juist door zouden kunnen. Ze keken
angstig vanuit het potje naar de omgeving; ze zagen een grote man, een vrouw en twee kindjes die aan
tafel zaten. Plots werd het potje vastgenomen, omgedraaid en er werd hard mee geschud, de twee
korreltjes konden zich nauwelijks vasthouden, gelukkig werd het potje even later terug op tafel gezet.
Telkens ze weer werden opgepakt namen ze elkaar stevig vast en konden ze niet door één van de
gaatjes vallen. Dat ging zo dagen door tot er nog maar enkele honderden van hen overbleven. Daar
zaten ze dan op het keuenrek naar buiten te kijken. "Kijk, er valt zout uit de lucht " zei het ene korreltje.
"Dat is geen zout domkop, dat is sneeuw " lachte het andere korreltje.
Plots kwam de vrouw de kamer binnen en leek iets te zoeken. "Schaaaaaat " riep ze naar haar man "
waar staat het pak zout ?"
De man kwam even later de keuken binnen. "Het laatste zout heb ik in het zoutvatje gedaan " zei hij.
"Tja, dat is wel wat weinig om de stoep ijsvrij te houden maar ja beter iets dan niets " zei de vrouw en ze
nam het potje mee naar buiten, hun hond, een grote labrador volgde haar. Beide korreltjes keken elkaar
angstig aan, de vrouw draaide het potje ondersteboven en ze zagen hun soortgenootjes in de witte
sneeuw vallen en verdrinken, net toen zij ook uit het potje zouden gaan vallen liep de hond onder het
potje door en belandden ze met hun tweetjes in de warme pels van het dier. "Nou over geluk gesproken
"zei de grotere korrel.
"Gesproken!" antwoordde de ander.
De dag daarna liep de man met zijn hond langs een grote rivier. De man nam plots een tak van de grond
en riep de hond, dan gooide hij de tak weg en de hond moest hem terugbrengen. Beide zoutkorreltjes
die nog steeds in de warme vacht van de hond zaten keken elkaar angstig aan terwijl de man de stok
weggooide.
"Dit wordt gevaarlijk vriend "zei de ene.
"Als we in het water terechtkomen zullen we smelten !" snikte de andere. "Luister, als de hond in het
water springt, springen we op die tak die daar drijft okee ?!" zei de moedigste korrel. De andere knikte.
De hond liep snel naar het water en nam een reusachtige sprong.
"Springen !!!" riep de ene korrel. Beiden sprongen ze uit de pels recht op de drijvende tak en zonder nat
te worden dreven ze wat later verder de rivier af. "Oef, dat scheelde niet veel " zei de ene weer.
"Niet veel " zei de kleinste terug. Dagen aan een stuk bleven ze ronddobberen en dreven ze waarheen
de tak hen bracht. Na een tijdje zagen ze allemaal ijsbergen voor zich opdoemen.
"Miljaar, ik denk dat we naar de Noordpool aan het drijven zijn " zei de ene. "Dat kan niet" zei de kleinere
korrel '" ik wil naar huis ". De grotere korrel nam de andere stevig vast en zei ;
"snap je het dan niet dat we gered zijn, het is daar erg koud, het ijs zal nooit smelten en omdat het ijs
niet smelt zullen wij ook niet smelten, we zijn gered, voor altijd !"
De kleinere keek hem glimlachend aan? "Voor altijd ? " vroeg hij.
"Ja, voor altijd "knikte de grotere korrel. En enkele uren later werd de tak door het water tegen een
enorme ijsberg gesmakt en beide zoutkorreltjes belandden op de top ervan. De zon scheen op hun wit
velletje.
"Goed hee, dankzij de zon is het niet te koud en dankzij het ijs smelten we niet ! Jaren en jaren bleven
ze op de ijsberg wonen en volgens de legende kwamen er nog meer zoutkorreltjes bij. Langzaam maar
zeker veranderde de ijsberg in een gigantische zoutpilaar en terwijl alle mensen al van de aarde
verdwenen waren zat de hele zoutgemeenschap op de berg ! Beide moedige zoutkorreltjes hadden elk
een zoutvrouwtje gevonden en ze hadden vele zoutkindertjes. En natuurlijk, zoals altijd leefden ze nog lang en gelukkig...