Ik brand een lichtje voor haar - 23 december 2005
© Han Maas op .
‘Wilt u dat ik een bed voor u opmaak? dan kunt u blijven,’ vraagt een verpleegster.
‘Nee, anders gaat ze niet.’
Ik kijk naar mijn handen, de vingers die bewegen… Uit haar voortgekomen.
Onze band is zo sterk dat ik nu uit haar leven moet verdwijnen om haar naar het licht te laten gaan.
23 december 2005. Uit het krakende bureau pak ik de gevreesde bruine map. Op een vergeelde envelop staat in haar handschrift ‘begrafenispolissen’, op een andere ‘adressen familie et cetera’. De uitvaartleider heeft zojuist de rouwkaarten gebracht.
Het kunstkerstboompje dat ik eerder deze week heb gekocht draait met telkens verkleurende lichtjes irritant piepend rond. Ik verbuig hem woest op mijn dijbeen: weg ermee!
Maar kerst vieren gaat gewoon door, net zoals het leven. Ik moet verder. De volgende dag koop ik een echte boom.
28 december 2005. ‘Het is een mooie, zonnige dag,’ zegt de begrafenisondernemer. Maar de sneeuw is te laat voor een witte kerst en verdriet komt altijd te vroeg.
Koffie met cake. Er wordt ook gelachen: een lichte ontlading.
23 december 2021. Het vlammetje van het waxinelichtje verlicht mijn moeders foto. Ik vraag: ‘Waar ben je nou toch?’
Als er veel dingen zijn waarin ik niet geloof, moet het aanbod van alles waarin ik kán geloven talrijker zijn. Maar als geloven weten zou zijn, had het wel zo geheten.
Ik brand een lichtje voor haar: mijn moeder. Vandaag, zestien jaar geleden heb ik haar moeten laten gaan. Ieder jaar wordt het definitieve weer definitiever.