Een maat van vroeger zit gebogen over zijn glas.
Zijn borrelglas op de bar is halfleeg.
Kees staart somber voor zich uit.
'Hé kerel hoe gaat het?’ vraag ik om maar wat te vragen.
Een traan rolt over zijn ongeschoren wang.
'Ze heeft het mij nooit vergeven, het was de druppel ...’
Ik kijk Kees met een schuin oog aan.
Kees schrijft, niet onverdienstelijk overigens.
Ik weet echter nooit of hij het meent.
Hij liegt alsof het gedrukt staat.
Kees kijkt terug, zet het glas aan zijn lippen en slaat het achterover.
Met een klap zet hij het lege borrelglas terug op de bar.
'Zo nu is de kwestie uit de wereld geholpen…’