‘Helemaal erin?’
Jochem kijkt zijn broer walgend aan. Hij heeft niet eens door dat zijn Tarzan dodelijk is getroffen in zijn computerspelletje. Het flauw krassende gebliep, waarin de haast lege batterij nog nipt voorziet, geeft aan dat dit zijn laatste leven was.
‘Niet alleen het topje, maar de hele zeem. Ik wed dat je dat niet durft,’ zegt Teun monotoon. Hij houdt zijn ogen ononderbroken op zijn spinnende jojo.
Het blonde jochie staart vol twijfeling in de leegte.
‘Als ik het doe, wat is dan mijn prijs?’
Teun schrikt op, maar verruilt zijn verblufte blik weer gauw voor een nonchalante.
‘Dan, eh, ben jij de Ridder van de Grijze Gruwelgrot en krijg je mijn lichtzwaard. Maar dan moet-ie er helemaal in, minstens drie tellen.’ Zijn vijsvinger poert ter demonstratie in het lusje van zijn jojo. ‘Eén … twee, drie!’ De laatste tel laat hij bewust snel opvolgen om de indruk te wekken dat het een makkie wordt.
De kleine held heeft alleen oog voor het felgekleurde zwaard dat hem aanlokt vanaf de hoek van de slaapkamer. Hij rent ernaartoe.
‘Uh! Eerst verdienen.’
De tijd sluipt voort. De deurbel! Jochem strompelt de trap af, op de voet gevolgd door zijn broer die de deur voor hem opent. Langzaam komt een rimpelige spelonk naderbij. Een zwart verdord plantje op een bruinzwarte kei versiert de ingang ervan. Geelgrijze stenen verlenen krakend toegang tot druipende stalactieten en een pukkelige reuzenslak die glibberend tot leven komt.
‘Dag jongen, krijgt overgrootje een lekkere kus van je?’