Grietje heeft er flink de pas in. Vanaf het station is het even zoeken welke kant ze op moet lopen.
Bij een groot informatiebord met plattegrond zoekt ze het straatje op waar ze naar toe wil. Met haar vinger bij “U staat hier” en de wijsvinger van de andere hand bij haar doel, neemt ze de route in zich op. Dat valt wel mee, zo heel ver is het niet.
Voordat ze naar haar bestemming loopt, loopt ze nu haar neus achterna in de richting van de heerlijke geur van versgebakken brood.
Het is rustig in de bakkerij en ze bestelt een krentenbol en een croissantje.
“Moet ik ze inpakken?”
“Ja graag.”
Het dorp is groter dan de voorstelling die ze zich er van gemaakt heeft op basis van wat haar moeder ooit verteld heeft.
Haar route loopt voornamelijk door de oude straatjes met statige oude herenhuizen, waar prachtig gesmede hekwerken de voortuinen sieren.
En daar is het parkje. Dit kan niet missen: het voldoet aan de beschrijving. Een laantje met imposante beukenbomen, waar de zonnestralen die door het bladerdak heenkomen mysterieuze patronen vormen op de grond.
Aan het eind van het laantje staat het prieel. Het ijzeren frame met fraaie bogen is begroeid met klimrozen, die tot aan het koperen dakje reiken.
In het prieel staan enkele bankjes. Gietijzeren bankjes met houten latten voor zitting en rugleuning. Alles ziet er goed onderhouden uit en de bankjes staan mooi in de lak. In de dertiger jaren was het een plek voor verliefde stelletjes, zoals het ook was geweest voor haar vader en moeder: Gradus en Marie.
Grietje neemt plaats op een van de bankjes in het prieel en laat de sfeervolle omgeving op zich inwerken.
Het kost maar weinig moeite om voor te stellen hoe haar vader en moeder hier hebben gezeten. Voor de woning waar ze tot aan hun dood hebben gewoond, stond ook een bankje waar ze graag samen op zaten, zeker toen ze op latere leeftijd minder goed ter been waren.
Haar moeder heeft nog een foto vanuit de verlovingstijd waarop ze samen op een bankje te zien zijn in het prieeltje. Een klein zwartwit fotootje met gekartelde rand. Ze heeft hem bij zich.
Grietje eet mijmerend haar krentenbol op.
Een oude heer met wandelstok schuifelt naar het prieel en neemt op het bankje tegenover Grietje plaats.
“Bent u van hier?”, vraag hij aan haar na enige tijd zwijgend tegenover elkaar gezeten te hebben.
“Nee, maar mijn vader en moeder zijn hier wel opgegroeid en ze hebben veel verteld over hun jeugd.”
“Hoe heetten zij?”, informeert de man nieuwsgierig.
“Mijn vader was er een van Tijssen, de smid. Hij heette Gradus en…”
“Gradus Tijssen? Hoe is het mogelijk, dat was mijn vriend. Hij was verloofd met Marie Cornelissen van de bakker.”
“Nou, dat is toevallig dat ik u dan hier ontmoet. Mijn ouders zijn inmiddels allebei overleden.”
Grietje en de man raken in gesprek en na enige tijd staat de man op en loopt naar de achterkant van een van de andere bankjes.
“Kom eens, dan zal ik u wat laten zien”, zegt hij.
Nieuwsgierig loopt Grietje naar hem toe. Hij wijst haar op een vaag zichtbaar pijltje die twee letters met elkaar verbindt: G en M.
Door de lak is het amper zichtbaar, maar nu hij erop wijst, ziet ze het ook.
“Die initialen heeft Gradus met een spijkertje in het bankje gemaakt”, verklapt de man.
Een goed bewaard bankgeheim.
Bij een groot informatiebord met plattegrond zoekt ze het straatje op waar ze naar toe wil. Met haar vinger bij “U staat hier” en de wijsvinger van de andere hand bij haar doel, neemt ze de route in zich op. Dat valt wel mee, zo heel ver is het niet.
Voordat ze naar haar bestemming loopt, loopt ze nu haar neus achterna in de richting van de heerlijke geur van versgebakken brood.
Het is rustig in de bakkerij en ze bestelt een krentenbol en een croissantje.
“Moet ik ze inpakken?”
“Ja graag.”
Het dorp is groter dan de voorstelling die ze zich er van gemaakt heeft op basis van wat haar moeder ooit verteld heeft.
Haar route loopt voornamelijk door de oude straatjes met statige oude herenhuizen, waar prachtig gesmede hekwerken de voortuinen sieren.
En daar is het parkje. Dit kan niet missen: het voldoet aan de beschrijving. Een laantje met imposante beukenbomen, waar de zonnestralen die door het bladerdak heenkomen mysterieuze patronen vormen op de grond.
Aan het eind van het laantje staat het prieel. Het ijzeren frame met fraaie bogen is begroeid met klimrozen, die tot aan het koperen dakje reiken.
In het prieel staan enkele bankjes. Gietijzeren bankjes met houten latten voor zitting en rugleuning. Alles ziet er goed onderhouden uit en de bankjes staan mooi in de lak. In de dertiger jaren was het een plek voor verliefde stelletjes, zoals het ook was geweest voor haar vader en moeder: Gradus en Marie.
Grietje neemt plaats op een van de bankjes in het prieel en laat de sfeervolle omgeving op zich inwerken.
Het kost maar weinig moeite om voor te stellen hoe haar vader en moeder hier hebben gezeten. Voor de woning waar ze tot aan hun dood hebben gewoond, stond ook een bankje waar ze graag samen op zaten, zeker toen ze op latere leeftijd minder goed ter been waren.
Haar moeder heeft nog een foto vanuit de verlovingstijd waarop ze samen op een bankje te zien zijn in het prieeltje. Een klein zwartwit fotootje met gekartelde rand. Ze heeft hem bij zich.
Grietje eet mijmerend haar krentenbol op.
Een oude heer met wandelstok schuifelt naar het prieel en neemt op het bankje tegenover Grietje plaats.
“Bent u van hier?”, vraag hij aan haar na enige tijd zwijgend tegenover elkaar gezeten te hebben.
“Nee, maar mijn vader en moeder zijn hier wel opgegroeid en ze hebben veel verteld over hun jeugd.”
“Hoe heetten zij?”, informeert de man nieuwsgierig.
“Mijn vader was er een van Tijssen, de smid. Hij heette Gradus en…”
“Gradus Tijssen? Hoe is het mogelijk, dat was mijn vriend. Hij was verloofd met Marie Cornelissen van de bakker.”
“Nou, dat is toevallig dat ik u dan hier ontmoet. Mijn ouders zijn inmiddels allebei overleden.”
Grietje en de man raken in gesprek en na enige tijd staat de man op en loopt naar de achterkant van een van de andere bankjes.
“Kom eens, dan zal ik u wat laten zien”, zegt hij.
Nieuwsgierig loopt Grietje naar hem toe. Hij wijst haar op een vaag zichtbaar pijltje die twee letters met elkaar verbindt: G en M.
Door de lak is het amper zichtbaar, maar nu hij erop wijst, ziet ze het ook.
“Die initialen heeft Gradus met een spijkertje in het bankje gemaakt”, verklapt de man.
Een goed bewaard bankgeheim.