Alléén, geen enge ziekte!
© Kees op .
Dit moewewe sámen doen!
We moewe elkaar helpen in deze moeilekke tijd.
We gaan dit met se alle anders doen.
Met elkaar moewewe dit oplossen!
We moewe met één stem prate!
Ik hoor, en nog erger, ik zie dit de zoveelste politicus zeggen. En ook deze keer weer slordig gearticuleerd. Eigenlijk helemaal niet gearticuleerd. Het klinkt als iets even snel er doorheen jassen want we moeten nog belangrijker dingen doen. Zoiets. Het klinkt ook als een politicus die zich aanpast aan het brabbeltaaltje van het ongeletterde stemvee.
Samendoen! Met elkaar doen. Met z’n allen. Elke zin van een politicus begint tegenwoordig zo. Om grip te krijgen op een situatie waarop helemaal geen grip te krijgen valt. Je ziet de opkomende paniek in de ogen van politici. Een wereld die vóór de oorlog in Oekraïne maakbaar leek is plotseling veranderd in een soort Russische roulette.
“De boel bij mekaar houen,” hoor ik intussen iemand zuchten.
Ze kunnen er moeilijk mee omgaan. Ineens moeten we allemaal van mekaar houen. Mekaar steune! Omsien naar mekaar!
We moeten met één stem praten: vertaling: want tja, als de mensen nu op hol gaan slaan, zitten we met een gigantisch probleem.
Met één stem praten. Fascinerend. Alsof de wereld dan ineens weer ouderwets maakbaar wordt.
Mag ik passen? Ik wil helemaal niets samendoen. Ik wil helemaal niets met mekaar doen. Het laatste dat ik wil, is iets met z’n allen doen want ik zie de voorbeelden:
De sportschool bij mij op de hoek. Roedels biceptuelen staan nodeloos gewichten boven hun hoofden te kreunen. Ik zie mensen in diezelfde sportschool in korte broek en t-shirt op fietsen zitten die voor-noch achteruitgaan. Spinnen noemen ze dat. Ze trappen zich een hartverzakking en komen geen centimeter vooruit.
Onbegrijpelijk dat ze niet lekker op een echte fiets stappen en ongestoord in de vrije natuur gaan fietsen.
De mens is een kuddedier. In roedels leven. In scholen samenklonteren. Als het maar niet alleen is. Als je maar wel geaccepteerd wordt. Als je er maar bij hoort. Als je maar met één stem praat. Alsof alleen willen zijn iets verdachts is.
Wat een treurnis!
Daarom loop ik de deur uit. Ik ga wandelen. Niet same. Niet met se alle. Niet met mekaar. Gewoon alleen, in m’n eentje, solo , zonder anderen. Zonder ergens bij te horen.
Want alleen zijn mag hoor. Het is geen enge ziekte. En laat je niets anders wijsmaken..