‘Ik heb geen drank meer in huis, Pieter. Ik heb enorm op mijn sodemieter gekregen van mijn huisarts. Mijn lever schijnt eruit te zien als een spekzwoerdje.’
‘Bob, wat vind ik dat rot voor je. Maar goed om te horen dat je het roer omgooit.’
‘Ja, dat doe ik echt. Gelukkig heb ik wat 0/0 % wijnen en biertjes gevonden die het toch nog een beetje gezellig maken. Knaag jij lekker even wat noten weg; dan ga ik voor ons wat inschenken. Jij bent toch een wijndrinker?’
‘Zeker weten, Bob. Ik ben benieuwd. Lekkere noten trouwens. De smaak is heel apart.’
‘Ja, ik vind ze ook heel lekker. Mientje had nog een zak kruidnoten van vorig jaar over en die heeft ze in bier gemarineerd. Je kent ons. Wij houden nou eenmaal niet van verspilling.’
‘En dat waardeer ik zo aan jou, Bob. Jij denkt altijd zo goed na over alles. Je bent echt een voorbeeld voor mij.’
‘Altijd fijn om een compliment te ontvangen. Knabbel rustig verder. Ik ben zo terug met onze drankjes.’
Bob komt terug met de drankjes. Ze brengen een toost uit op het leven.
‘Carpe Fucking Diem, gozert. Je weet nooit wanneer het je laatste dag is.’
‘Daar heb jij helemaal gelijk in.’
‘En? Wat vind je van de wijn?’
Zijn vriend laat het glas nog eens walsen. ‘ Kruidig, maar toch ook een soepele afdronk. Zeker niet slecht.’
‘Ik ben er zelf ook wel blij mee. Een flinke scheut Limoncello doet de truc. Het is meteen een stuk beter te zuipen.’