Reeds verstijfd
ligt het bij de drempel van de keukendeur.
Cadeautje van de rode buurkat?
Of net de warmte van het huis niet gehaald?
Schoonheid in de grote dood,
perfectie in het klein.
Elk haartje geschilderd met het dunste penseel.
Het staartje met een elegante zwier vastgelegd in inkt.
Passend in de palm van mijn hand,
alsof het daar hoort.
Voelen muisjes in de hemel
de warmte gegeven, de warmte gevonden?
Met een klein schepje een grafje gegraven.
Vlakbij het duivenkind dat niet meer wou eten,
het koolmezenjong uit het verlaten nest
en de verstilde specht van de straat.
Veldmuisjes leven niet lang,
weggejaagd uit huis.
Hier heeft het zijn eigen plekje:
op het Kerkhof van de Betreurde Beestjes.