Mama was laatst zo gevallen,
zó gevallen met de fiets:
kapotte hand, gescheurde wenkbrauw,
‘Poeh,’ zei ze, ‘dit is wel iets.’
‘Jee,’ zei papa, ‘zó onhandig!
Kon je je val niet breken dan?’
‘Bliksemsnel,’ zei mam, ‘ging alles.
Heus, geen tijd voor een goed plan.’
Terwijl ik, toen ik vanmorgen
onderuit ging op mijn fiets,
door de lucht ging, lekker zweven,
rustig denken, wacht eens even,
hoofd rechtop en handen hier,
voeten los en uit mijn jasje.
Zeeën van tijd, ik heb nog geen krasje!