Gebonk tegen muren van stilte,
Diep in haar hoofd.
Mist blijft dwingend hangen binnen oogbereik.
Onmogelijkheid tot zien blijft ze vertrouwen op geluiden.
Voordat het er is, hopend op komende liefde
Wanneer zij afwacht op wat gaat geschieden.
En hier en daar hun handen ineenslaan,
Zoals wijzers van de klok blijven hangen:
Onvolkomenheid als perfecte metgezel.
Altijd zeven uur in haar hoofd. Nooit later,
Prenten zij haar in hoe nietig?
Vechten tegen waan en werkelijkheid,
Slaat ze om zich heen.
Haar gedachten uitgetreden, hersens op pauze.
Tot de mist opklaart en ze weer mag.
Tot de mist opklaart en ze weer mag.
Eén, twee, drie, vier, vijf, zes,
Zeven overslaan, zeven is de tijd.
Tot de mist opklaart en ze weer mag.