'De kelderdeur staat op een kier,
want waar de mens een raam sluit
(ga er maar gewoon van uit)
laat hij ergens een deur weer open.
Dus mannen, zet het op een lopen,'
zo sprak Frits de mier.
In een eindeloos lange slier,
ritmisch stampend in een colonne,
vragen enkelen zich af waar ze aan zijn begonnen.
Frits loopt voorop, helemaal opgetogen.
'Ik heb er zo'n zin in, maar zie geen poot voor mijn ogen.'
'Ga op je neus af dan, je bent toch een mier.'
'Ik ruik... mango's, bananen en... oh, bier.'
'Daar moeten we heen Frits, daar moeten we zijn!'
Dus met zijn allen in een strakke lijn
marcheren ze rap naar benee.
Voorzichtig nemen ze één slokje, dan twee...
genoeg drank voor elke mier.
Overal waar je kijkt, zie je ze lallen en zwieren.
Ze gaan voor de drank, keer op keer.
De een na de ander valt om en neer.
En op de lange weg naar boven,
moet ook Frits eraan geloven.
Een leven vol drank blijkt niets voor mieren.