Als een nog dichtgeslagen boek
waarin geen enkel mens ooit keek,
een wit, nog onbeschilderd doek
wachtend d’eerste pensele-streek,
als een pas ontdekt partituur
een warm, maar zachtjes smeulend vuur,
zo ben jij voor mij.
Als een gedicht, zopas voltooid
maar nog als een prille morgen,
een vlinder, vleugels dichtgeplooid
haar schoonheid dan nog verborgen,
als de diepten van d’oceaan
waar onbekende stromen gaan,
zo ben jij voor mij.
Als dauw, die na een held’re nacht
parelend op de velden ligt
en sneeuw, nog ongerept en zacht
glinsterend door de maan verlicht,
als de hoogten van het heelal
waar ooit iemand eens komen zal,
zo ben jij voor mij.