In het Reuzewoud der Spinnen
kun je machtig prachtig dromen.
Dat zei één van mijn vriendinnen.
Maar ik vind het veel te eng.
Ik ga er soms wel even kijken.
Zie enorme lange poten
met daartussen heel veel lijken,
dus het lijkt me niet zoveel.
Ik ga dan gauw maar weer naar binnen
of naar één van mijn vriendinnen.
Niet die in dat Woud met al die Spinnen,
waar ze nu echt heel vaak komt.
Met een glimlach om haar lippen
kijkt ze geheimzinnig uit haar ogen
en ze komt dan, ongelogen,
uit dat Woud weer naar me toe.
Ze is wat stil, maar zo gelukkig.
En ik ben dan wel wat nukkig,
stikjaloers en vol met wrevel,
want ik ben zo heel benieuwd!
Misschien dat ik eens op een dag …
want ik word alleen maar banger,
met mijn moeders spinnenvanger
toch dat Woud durf in te gaan.
Het kost wat werk, al die Spinnen,
want ik moet dat Woud ontginnen.
Maar als ik klaar ben, ik kan niet wachten,
blijf ik zeker zeven nachten,
zeven dagen in dat Woud.
Dit keer zonder al de Spinnen.
‘Maar’, zegt één van mijn vriendinnen,
‘kun je daar dan nog wel dromen
machtig, prachtig tussen bomen.
Het is zo anders, zonder Spinnen.
Zou je daar wel aan beginnen?
Laat het liever zoals het is.
Dus nu zit ik weer vol twijfel
op de bank thuis wat te balen.
Het voelt niet lekker zo te falen.
Ik zit hier zeker al een uur!
Ik wil ook fantastisch dromen,
wild en spannend tussen bomen.
Laat die Spinnen dan maar komen.
Ik ga nu op avontuur!