Dromerig aan de oever staat er
een knotwilg starend over ’t water
naar zijn buurvrouw aan d’overkant.
Hij kan niet bij haar geraken
het overbruggen van die afstand
doet zijn takken pijnlijk kraken
maar verder buigen kan hij niet
of hij dondert voorover in de vliet.
Hij voelt zich dichtbij en toch veraf
in vrijheid belemmerd en geknot
en ervaart het als een straf