Jong nog waren we
en probeerden het leven
te leven en beleven;
te zwerven als De Kleine Prins.
Op de ene asteroïde woonde Macht,
een cocon van heerszucht op een zetel.
Elders zwalkte verslingerd aan genot
Wellust. Onze vragen kregen geen antwoord.
De kleinste planeet weergalmde van
“Time is money”. De nachtwacht kwam,
hij wenste goedemorgen en
hopla, goedenavond, het was nacht alweer.
Allen van asteroïde A
reisden naar B
en allen van B
schoten in een vaart richting A.
Geld vormde een verblindend vergezicht,
een sierlijke pluim boven een schoorsteen.
Uiteindelijk dwarrelde het weer neer,
een regen van as.
Door de oorlogsvlieger werden bommen
blind gedumpt. Tot zijn vliegtuig faalde.
In de woestijn geen water,
slechts hitte, dorst en eenzaamheid.
Tot De Kleine Prins kwam
om zich tam te laten maken,
om tam te maken,
dat is liefde en aandacht,
geven en waarderen.
Jong nog waren we
en zochten een leven,
te kijken met ogen
als van de Kleine Prins,
de prins van Antoine de Saint-Exupéry.