daar stapt een man al over het veld
hij komt daar uit het pijnenbos
maar wie weet waar vandaan
zijn mantel hangt tot op de grond
en traagjes stapt hij verder
zo maar traagjes stapt hij voort
kijk daar gaat hij op een heirbaan
voor het leger geplaveid
legioenen trekken noordwaarts
voor de oorlog opgeleid
in de verte schittert Rome
uit het circus dampt gehuil
wie niet leven wil, moet dromen
en het circus biedt die ruil
als de man dit waangeroep hoort
wringt hij zich doorheen de rangen
en niemand merkt hoe wit hij wordt
als plots hij Petrus daar ziet hangen
tijdloos zwerft hij door de eeuwen
komt ginds bij een stadspoort aan
poorters helpen hem naar binnen
want hij is zo moe gegaan
niemand zegt iets, niemand vraagt iets
niemand geeft hem melk of brood
hij zoekt rond zich, maar hij ziet niets
ook de Samaritaan is dood
in de kroegen wordt gedronken
dertien kruisvaarders zijn terug
dure buit die wordt verhandeld
krijgt de deernen op hun rug
eindelijk komt hij ook langs mijn huis
loopt voorbij recht naar de kerk
even vragen aan de priester
of het meevalt met zijn werk
binnen is het stil en donker
stil zoals het daar ook hoort
doch hoeveel jaren nu al klonk er
luid het laatste bijbelwoord
moedeloos keert zich de priester
die voorgoed het kastje sloot
merkt de man en fluistert pijnlijk
schrik maar niet, uw God is dood
daar stapt een man al over het veld
hij gaat terug naar het pijnenbos
gekneveld als weleer
een oude wonde scheurt wat bij
en als balsem druppelt op het zand
het bloed vanuit zijn zij