‘Groots en meeslepend leven’, mompelde Veer. Haardvuur likte gulzig aan de muur. ‘Mijn tekst zal de wereld opschudden.’
Ze opende het raam. ‘Even lekker doorwaaien.’
De wind bulderde naar binnen. Juist wilde ze beginnen, toen de wind haar optilde en in de vlammen wierp. Ze knetterde. Men vond een vel met een punt erop.