Razend gehijg jaagt me door de duistere nacht. Mijn hoofd schiet rond, slachtoffers storten neer langs de kant. Mijn donderende hartslag slaat alle hindernissen omver, ik ben er bijna. De deur staat op een kier, mijn ziel glipt naar binnen, ik volg op de voet. De zeis slaat te pletter tegen het verweerde hout.