Ik zocht ons geluk in ons bed.
Onder de hoofdkussens, zocht ik. Ik keek tussen de dekens. Ik voelde tussen de matrassen. Onder de matrassen. Ik zocht het bij het hoofdeind. Bij het voeteneind. Ik gluurde zelfs onder het bed.
Ik was nauwkeurig. Echt waar.
Ik vond ons geluk niet.