‘Ik vind alles goed hoor.’
Zijn alarmbellen slaan aan door de toon waarop ze het zegt. Al weet hij dat hij achteraf de wind van voren krijgt, toch boekt hij voor haar een reis.
‘Je mag op mijn centen met je vriendin een weekend naar Parijs.’
Ze meesmuilt: ‘Laat de terugreis maar zitten, slijmbal.’