Ik hoor de sirenes, de straat kleurt blauw en rood. Laarzen ratelden over de kinderkopjes naar de voordeur waarvan het slot nog steeds kapot is. Ze doorzoeken de woonkamer en ik hoor iemand schreeuwen ‘Boven!’
De kastdeur wordt opengerukt en een blusdeken dooft de heerlijke warmte waarnaar ik zo verlang.