Naast stenen kabouters ligt mijn half ontklede buurvrouw te zonnen.
" Ha Josef, jammer dat we zo gaan eten, anders had je verder kunnen komen".
Ik sla mijn ogen neer, mijn gedachten dwalen naar Fouzia hoe zij, in haar kleurige gewaden, de maaltijd bereidde, waar iedereen op een warm welkom kon rekenen.
Ik droom haar.