Haastklus
‘Sorry,’ zegt de sneeuwvlok op mijn hand. ‘Ik heb veel te verwerken uit mijn jeugd. IJskoude ouders.’
Ik voel me overrompeld.
‘Jij lijkt me van het warme soort.’
‘Ik ...’ zeg ik.
‘Dank je,’ zegt hij zwakjes. ‘Namens mijn zielenrust.’ En weg is hij. Eerst nog nat, dan droog. Alsof er niets gebeurd is.