‘Ha schat, hoe ís het?’ De lijn kraakt.
‘Ik fiets naar mijn werk, dus ik heb even.’
‘Later bellen dan? Ik heb je zolang niet gesproken.’
‘Wanneer? Na mijn werk heb ik college, eten bij Frans, daarna zangles. Vanavond een borrel.’
‘Morgen?’
‘Onmogelijk, verder heb ik echt geen tijd! Oh, ik ben d’r! Dag!