Langs de vloedlijn
die schoonspoelde
(als een geredde vergenoegde tewerkgestelde Syrische vluchtelinge met emmer en dweil)
keerde ik terug naar de stad van mijn jeugd
Langs de betonnen rooilijn
verknoeid door inhalige betonmagnaten en immobiliënmakelaars
langs feesten van lelijkheid
langs het college – eens prestigieus – duur, toen mijn arme ouders er hun jonge zoon inschreven
(als de halm die zijn levenskracht offert aan de korrel)
langs kleinemiddenstanderszaken, die made-in-China spullen verkochten
Op een pleintje van kabaal en aftandse beat
(men vierde dat Marvin Gaye hier zijn Sexual Healing had geschreven)
zeulde ik verder
onder visgeur, voorbij pocherige yachten, onder meeuwen, de ratten van de zee
tot de kathedraal – een kitscherige replica van de Dom van Keulen -
waar ik stilhield bij een warmewulkenkraampje
en vanuit mijn geopende hoofd mijn kathedraal liet rijzen van licht en ruimte:
James Joyce had hier in 1926 anderhalve maand vertoefd
Als een wankele dronken Leopold Bloom struinde ik mijn lelijke stad uit
met mijn voeten te klein
mijn benen te kort
in de gouden voetstappen van een reus