‘Hoi Bob, met Bob.’
‘Hoe is het Bob? De beste wensen.’
‘Ja, jij ook, Bob. Ga jij nog naar de nieuwjaarsreceptie?’
‘Wat dacht je! Gratis kantelen.’
‘Mooi. Nemen we een taxi?’
‘Ben je mesjogge. Jij drinkt niet, Bob.’
‘Ben ik alweer de Bob?’
‘Jazeker, Bob.’
‘Ben je goed opgedroogd, Bob?’
‘Barstende koppijn. En jij, Bob?’
‘Nergens last van. Geslapen als een roos. Alleen heeft een of andere teringlijer de voorkant van mijn auto beschadigd, zag ik zojuist. Ik zal die gannef vinden, al is het m’n laatste wapenfeit: ik verbouw z’n ponem!
Hoe ben jij thuisgekomen, Bob?’
‘Nou ja! Jij hebt me thuisgebracht, Bob!’
‘Heb ik dan gereden?’
‘Ja, vraag maar aan die gozer die plotseling de weg overstak, Bob.’