Het begon allemaal zo mooi. Aandacht, ik geef eerlijk toe dat het mij daarom ging. Altijd maar liefdeloos rondlopen in je eentje…
Een ontmoeting midden op straat: ‘Hé, hallo, wat ben je mooi!’ Nou, daar had ik wel oren naar. Ze kon niet van me afblijven. ‘Ik neem je mee,’ zei ze. In het vliegtuig mocht ik niet bij haar zijn. Het was koud waar ik verbleef.
Na drie weken in quarantaine kwam ze me halen. Dat moment, ik vergeet het nooit. Ze liet me aan iedereen zien.
Opeens is het anders. We gaan niet meer naar het bos of naar het strand, en ze loopt met een boog om andere mensen heen als ze me uitlaat – stink ik soms?