Ik was al de hele dag aan het werk op de computer en toen ik daarmee klaar was, begon ik te schrijven. In de verte hoorde ik iemand roepen, maar het drong niet door tot de wereld waarin ik zat. Later staarde ik naar buiten …
Je liep met een schatkaart in je hand en ik volgde jou vanachter een troebel venster. De lucht fluisterde, dat je vleugels had en je rende met je armen wijd de startbaan op, van gras. Je landde op het eiland en keek op de kaart, terwijl een wilde kat onopvallend langs je heen rende.
Ik kwam de hut uit en ik liep naar je toe. “Laat me eens kijken op de kaart?” Je gaf hem zonder vragen. “Nog drie stappen, dan zijn we er, volgens mij!” We groeven iets op, wat je juist daarvoor had begraven.
Mijn naam stond erop.