Langs de Ruzie Komt een Ruzie
Te voet gaat Ahmat naar een winkel. Suiker, pindakaas, zonnebloemolie, en brood moet hij zoeken. Bij de winkel vraagt de winkelier, “Zoals meestal?”
“Ja, hebt gelijk,” antwoordt Ahmat. “Alsjeblieft.”
“Bij de olie moet je half meer betalen.”
“Hah?! Hoezo?”
“Oorlog bij het overzeese eiland, kerel. Heb je geen kranten gelezen?”
“Geen olie kan ik kopen, hoezo zit dan met de kranten?”
“Tja, geen idee. Zorg ervoor dat je voortaan meer geld bij je hebt.”
“Wis en drie.”
De oorlog die daar aan de gang is, is een week geleden begonnen. Er was ten eerste sprake van een territoriaal geschil, dan werd het een grote ruzie die leidde tot een grote oorlog. Het land waar Ahmat woont, lijkt deel te nemen naar aanleiding van zijn 2 handelsschepen die afgezonken werden door de vijandigen.
Nu ziet Ahmat alles: vaandels en vlaggen gezwaaid, zwaarden geslepen, vuurwapens geladen, alsook voorraad klaargelegd. In de havens liggen oorlogsschepen netjes met vernietigende kanonnen. De soldaten staan afscheid te nemen aan hun familie. Er wordt omarmd, gekust, en gezwaaid. Ze mogen alleen bidden dat ze elkaar weer kunnen ontmoeten. Die problemen zijn Ahmat gelijk. Geen van zijn familie meldt zich aan bij het leger. Maar zijn schoonbroer wel. Al heeft hij 2 weken lang met Ahmats zus getrouwd, moet hij in dienst zijn.
Aan de gang naar zijn huis kijkt Ahmat om zich heen. Een priest preekt tegen de voetgangers, spreekt over de vrede en de Gods liefde. Een actievoerster staat op een grote doos met zonneklaar geluid en praat over afgelopen oorlogen die alles naar verdommenis hebben geholpen. Na gekeken te hebben loopt hij verder. Eender als eerder, maar nu wordt er gesproken over aanmoediging om soldaat te worden. Er worden veel flyers gedeeld en affiches geplakt op de gevels. In die flyers en affiches staan vurige, goedbedoelde woordjes ter bevordering en ter ondersteuning van het lieve land.
Ahmat kijkt ze gerust aan; ze zijn hem weer gelijk. Dan loopt hij weer verder. In het verschiet hoort hij een ijsco. Niet ver eigenlijk. Hij staat achter een gebouw, het dempt zijn geluid. Sowieso heeft Ahmat nog geld als het overschot aan de boodschappen. Hij komt dus bij hem aan. “Chocolade, alstublieft.”
“Liever met oubliehoorn of kopje, aardige kerel?” vraagt de ijsco.
“Oubliehoorn, graag.”
“Hier is zo,” zegt de ijsco en geeft hij Ahmat een stuk lekker ijsje. Nadien geeft hij het geld. “Dankjewel, jongen. Een moeilijke tijd, dat kan ik verzekeren. Je zou snel thuis moeten gaan, hoor. Speel met je buren ofzo. Heel druk hier bij die ruzie,” raadt de ijsco aan.
“Zeg, meneer, hebt u soms op een gegeven moment aan een oorlog deel genomen?” vraagt Ahmat uit het niets.
“Nou, enkele jaren geleden nam ik zo, maar niet grootschalig zoals deze. Ik was krijgsman in zeemacht en toen in dienst om piratenschepen te jagen. Dat was zo spannend. Die bende kinderen der duisternis bedroeg heel veel. Van heinde en verre kwamen ze allen. Dat was niet van de lucht.”
“Was u er trots op?”
“Op ene tijdje was ik zo, andere niet. Enerzijds wist je zulke criminelen onder je knie te krijgen, anderzijds sneuvelden je vriendjes en medebemannigsleden vlak voor je oogjees. Het stelde me best verdrietig. Eigenlijk zou je mijn verhalen niet moeten horen. Griezelig.”
“Het maakt niets uit. Mijn vadertje werd vermoord door zo’n bende. Zo vertelden mijn zusje & moedertje. Hij was op gang naar huis toen een bende zijn koopwaar schuimden en hem tot bewusteloos sloegen. Toen werd hij naar hun basis overgebracht. Hij werd 5 dagen later gevonden toen de politie hun nestel fouilleerde op basis van de melding over zijn vermissing. Hij was al dood voordat hij aangetroffen werd. Veel blauwe plekken en verwondingen op het lichaam van mijn vader. En zijn gelaat was helemaal niet herkenbaar. Dus weet ik zijn gezicht nooit.”
“Gecondoleerd, moedige kerel. Hier, andere ijsje voor je.”
“Dankuwel,” en dan stapt Ahmat verder, richting thuis.
Enkele minuten heeft hij al gelopen en eindelijk thuis. Hier heeft het geregend. Hij duwt de voordeur open en ziet iemand die helemaal stil op een bloedplas ligt. Met lang haar moest ze een vrouw, gist hij. Van achteren hoort hij een geluid dat hem doet omdraaien. Het geluid komt uit zijn moeder die beent aan samen met politie en Maeve, Ahmats buurmeisje. Ahmat staat nog stil. Hij komt niet bij zijn moeder zoals andere kinderen doen als ze bang zijn.
“Andere schuimer, mama?” vraagt hij eindelijk.
“Ja,” antwoordt ze, “Eén van het tweetal zit vastgehouden in achtertuin. Brengt u ze allen, meneren, alstublieft.”
Vlug haasten de agenten zich naar de bewuste schuimster. De andere helft komt bij de vrouw vol bloed. “Hoe komt dat deze vrouw om het leven kwam en vol met bloed zat?”
“Ik was toen met zijn tweeën,” begint moeder uit te leggen, “die kleine Maeve, kwam ze hier om me een mand flesjes melk te geven toen die schuimers ons huis binnen drongen. Een van hen richtte diens pistool op me. De andere, haar mannelijke partner, had een slaghout bij zich. De vrouw duwde Maeve weg totdat ze tegen muur beukde en dan viel. Tegelijk viel ook de mand en morste die de melk. Die schuimster bleef naar me hollen zonder niets op te letten. Toevallig maakte ze een schuiver. Ik heb alles gezien,” vertelde ze alsof ze een verhaal aan het doen is, “Haar pistol begon ook bij toeval te schieten. Kogels vlogen tegen het bordenrek, openden de deuren. Een lot bordjes viel en beschadigde haar. De ene scherven van de bordjes staken in haar rechter oog, de andere rechtstreeks in haar hart. De rest staken uit van haar lichaam, net als doornen op een cactus.”
“En dan, hoe ging het met de andere?” vraagt Ahmat.
“In paniek geraakt, ging hij door het lint. Springend over zijn dode partner, rende hij naar me. Onverwachts viel hij met geschreeuw uit zijn mond. Zijn handen hielden met gekreunen zijn linkerbeen vast. Daar was een heet gat op. Achteraan heeft Maeve al gestaan met pistool in haar handen. Ze heeft de kogel afgeschoten. Halsoverkap nam ik zijn gevallen slaghout en sloeg ik hem ermee. Geleidelijk viel hij flauw. Hij zit nu in de achtertuin.”
“Dank u voor de uitleg, mevrouw,” zegt de verantwoordelijke inspecteur. Eigenlijk wilde ze alleen vertellen aan zijn zoon. Maar dan moet ze niet voor tweede keer uitleggen.
Maeve komt bij de twee aan. Ze voelt zich een beetje angstig.
“Kijk haar! Hoezo kan je een pistool gebruiken,” lachend vraagt moeder aan Maeve.
“Ik heeft veel schietpartijen bekeken toen ik met mijn vader ging buiten het dorp,” hakkelend legt ze uit.
“Wat een stoer meisje! Lotgenoten.”
“Hier, mam, jouw gezochte spulletjes,” zegt Ahmat.
“Dankjewel. En deze melk voor jullie beiden,” geeft moeder elk van hen een flesje.
En dan gaan ze allemaal zitten als de agenten hun huis uitkammen en onderzoeken, wachtend tegen de avond.
Enthousiast over deze inzending?
Jouw commentaar toevoegen? Schrijvers stellen je tips en opmerkingen op prijs. Dat is mogelijk in de tekstbalk
Gebruikerswaardering: 3 / 5
Meer publicaties lezen of zelf meedoen aan een schrijfactiviteit?
Klik op een van de mogelijkheden.
Klik op een titel om de inzending te lezen.
Eerst inloggen s.v.p.! Meedoen is alleen mogelijk voor leden. Nog geen lid? Je kunt je gratis registreren als lid.