Haar ogen staren naar de waterlijn, waar de zon als een oranje gloed verdrinkt in de zee. De wind speelt met het donkere haar, belemmert daarmee haar zicht. Er rolt een traan over haar wang. Twijfels spelen met haar hart. Ze weet niet wat ze moet doen, wat wil ze nu echt?
“Moira! Moira!” Een stem bij het huis. Hij zoekt haar.
Ze keert het hoofd wanneer ze hem hoort naderen. Hij mag haar tranen niet zien. Dan weet hij van haar twijfels en houdt hij haar tegen. Dat wil ze niet, ze moet zich houden aan het plan. De zee roept maar het is nog niet voor nu.
“Kom naar binnen, ze spreken van een storm. Je kan hier niet blijven staan.”
Zonder dwang wandelt ze met hem naar de vuurtoren, hun woonst. Binnen wordt ze begroet door haar twee zoontjes. Ze moeten naar bed en vragen haar een verhaaltje.
“Over de golven, over het schuim en de zee, mama, kom vertel,” klinken ze uitbundig.
Hun vader kijkt gemoedelijk toe van bij de deuropening. Ze vertelt de verhalen uit het hoofd. De jongens hangen aan haar lippen maar voor het verhaal ten einde is liggen ze in een diepe slaap.
Ze streelt ze door hun donkere lokken. Haar roze lippen raken hun voorhoofd. Even sluit ze de ogen om de tranen te verdringen. Ze gaat ze missen, misschien, tot aan hun roep naar de zee.
Buiten heerst er een sterke wind. Ze staart door het raampje van hun kamer. De hoge golven wenken haar. Een blik naar de kist aan hun bed. Een zucht vanuit de dekens. Vannacht is nog van hem, nu is ze er nog. Ze kruipt tegen hem aan, geniet van zijn warmte en zijn liefde. Geeft hem alles wat ze heeft.
De volgende ochtend staat hij op, gewekt door een zonnestraal dat door de gordijnen priemt. De plaats naast hem is leeg. Het hoofdkussen nog ingedeukt. Is het al zo laat? Meestal na een nacht van liefde ligt zij nog na te genieten. Hij glimlacht bij de herinnering, ze was anders de voorbije nacht: intenser, passioneler misschien.
“Papa, waar is mama? We hebben honger. Wij willen eten.” De jongste staat aan de deur met een teddybeer in de arm.
Hij zucht en vindt het vreemd. Enigszins nog wat slaperig steekt hij zijn benen in de lange broek. Terwijl hij de knopen van zijn hemd door de knoopsgaten tracht te krijgen, treft hij onder de oudste aan, mokkend op zijn kruk.
“Slaapt mama nog?”
Hij snapt er niets van. Waar is ze? De deur staat op een kier. Het tocht en hij wil ze sluiten wanneer een plas water hem opvalt. Hoe komt dat water achter de deur? Nu begint zijn hart iets sneller te slaan. Hij klimt de trap op, met meerdere treden tegelijk, opnieuw naar hun kamer.
“Papa, waar is mama?” roepen de jongens hem één voor één na.
Hij opent de kist. Het feit dat dit zonder hindernissen kan, verontrust hem al. Eén maal het deksel naar omhoog wordt zijn angst bevestigt: de zeehondenhuid is weg! Hij is er zeker van dat zij het heeft.
“Nee! Nee, Moira, nee!”
De kinderen komen om zijn geroep naar boven. Verwondert staan ze aan de deuropening. Hun vader zit op zijn knieën aan een kist. Hij huilt, waarom? Wanneer ze hem willen troosten staat hij plotseling recht. In zijn vlucht duwt hij hen bijna tegen de vloer. Ze lopen hem achterna tot buiten op de klif.
“Moira! Moira! Kom terug!”
Zijn schreeuw wordt meegedragen in de wind. Misschien bereikt hij haar maar dat betwijfelt hij.
Tien jaar, tien jaren vol liefde en passie is ze bij hem gebleven. Haar huid in de houten kist op slot. Ze heeft hem twee zonen geschonken, twee prachtige jongens. Langer blijven is haar niet gelukt. De roep van de zee is te luid geweest. Ze heeft haar huid weer toegeëigend en is vertrokken. Hij begrijpt nu haar passie van de voorbije nacht, het was haar afscheid.
De wind waait in zijn lange haar, alsof ze hem streelt. Twee kleine handjes stralen hun warmte af. Het zijn de kinderen die hen voor altijd zullen verbinden. Gesterkt kijkt hij op, verbijt zijn tranen. Zichzelf gelukkig prijzend met de tien jaren. Tien, geen vijf maar een heel decennia. Hij neemt de handjes van zijn zoontjes in de zijne. Trots rechtop reikend naar de zon, die nu volledig zichtbaar aan de horizon pronkt.
“Mama is terug naar de zee, jongens.” Meer kan hij niet kwijt. Omdat hij niet meer weet. Ooit vertelt hij hun het verhaal over haar liefde, wanneer ze oud genoeg zijn om het te snappen.
Met hun drietjes turen ze naar een rots, die net boven het water uitsteekt. Er liggen zeehonden op. Eén na één duiken ze in de schuimende golven. Eentje echter blijft zitten. Het lijkt of het hen aankijkt. Het diertje schudt het hoofd op en neer. Een geluid weerklinkt: huilen.
Is zij het, neemt ze afscheid of keert ze ooit weer? Ook zij duikt de golven in en verdwijnt, al dan niet voorgoed.
Hij neemt zijn zoontjes mee naar de woonst. Ze hebben nog steeds honger. Vanaf nu zal hij voor ze zorgen tot de zee ook hen roept. Misschien zijn zij er doof voor. Het is in ieder geval niet voor vandaag, haar liefde leeft voort in dat van hen. Voor altijd of voor zo lang zij er zijn. Er is nog tijd om samen door te brengen.
Enthousiast over deze inzending?
Jouw commentaar toevoegen? Schrijvers stellen je tips en opmerkingen op prijs. Dat is mogelijk in de tekstbalk
Wees de eerste om commentaar te geven.
Meer publicaties lezen of zelf meedoen aan een schrijfactiviteit?
Klik op een van de mogelijkheden.
Klik op een titel om de inzending te lezen.
Eerst inloggen s.v.p.! Meedoen is alleen mogelijk voor leden. Nog geen lid? Je kunt je gratis registreren als lid.