Elka Le Mair

Moeizaam

© Elka Le Mair op 25.10.2020.

Met zijn autisme heeft mijn broer ook ons leven getekend. Dat hij daar niets aan kan doen, snapten we allemaal al gauw. Maar onze angst voor zijn onvoorspelbaarheid, zijn agressie, zijn losse handen heeft zijn sporen nagelaten.
Nu leeft hij alleen, in het huis van onze ouders. We hebben hem geërfd, hij is onze zorg. In zijn jeugd was er geen hulp. Toen hij ouder werd, had hij de wereld al tot zijn vijand verklaard. Geen mens mocht hem nabij komen. De enige die hij toeliet, was onze moeder.
Toen mijn moeder nog leefde, zaten we op een dieptepunt. Wij waren uitgevlogen, het was hem niet gelukt. Hij claimde haar voor zichzelf, gooide de haak van de telefoon, zodat ze onbereikbaar was, ook toen ze steeds zieker werd. Hij verklaarde ook ons tot vijand. Dreigbrieven en woede-uitbarstingen waren het meest beangstigend. Zijn venijnige opmerkingen of haatdragende stiltes waren nog het best te verdragen. Ik liep op eieren als ik daar was. Van kleins af aan gewend te kijken naar de geringste frons, opvlammende woede in ogen, een verbeten trek om de mond. Als tiener riep ik soms tegen mijn moeder dat hij de nagel aan ieders doodskist was, dat ik hem haatte. Daarna kwam altijd het schuldgevoel.
Ik wist dat hij slachtoffer was van zichzelf, dat ik hem niks kwalijk kon en mocht nemen. En naarmate ik ouder werd, zag ik steeds meer hoe hij leed. Dit was geen gelukkig mens, deze eenzame, in zichzelf opgesloten, angstige man. Daar kon ik geen woede voor voelen, geen haat. Ik had diep met hem te doen en voelde dat ik altijd tekort schoot, zeker toen mijn moeder overleden was. Hij dorst geen apparaat te bedienen, had smetvrees, sprak geen mens en wij, zijn zussen, woonden op afstand.
Als mijn zus en ik in met onze gezinnen in het ouderlijk huis kwamen, verschanste hij zich in zijn kamer. Als hij beneden was, voor het eten, het achtuurjournaal dat hij niet mocht missen, of voor de thee, liep hij continu te controleren wat we deden. Een verkeerde lamp aan, kon hem razend maken. Een deur open, die hij dicht wilde, maakte hem zwaar geïrriteerd.
Later kwamen mijn zus en ik steeds vaker samen. Zeker als we hem niet hadden kunnen bereiken en we dus onverwacht voor de deur stonden, was hij altijd eerst heel onaangenaam. Dan kon hij niets hebben. Volgens hem deden we alles verkeerd. Boordevol verwijten zat hij. Altijd moest hij wennen. Soms ook was hij de eerste tijd stil, was er geen contact. Als hij aan onze komst gewend was, kwam zijn verdriet, zijn eenzaamheid in een eindeloze stroom woorden. Luisteren kon hij slecht. Hele monologen hield hij, waarbij regelmatig zijn ogen nat werden en hij zijn tranen verbeet. Met trillende kin vertelde hij dat hij beter niet geboren had kunnen worden, dat hij een rotbroer was geweest. Pijnlijk getroffen werd ik toen hij vertelde dat hij ook zichzelf niet de baas was, toen onze moeder steeds zieker was. Dat hij haar sloeg als het hem teveel werd en dat hij daar nu niet mee kon leven. ‘Ik ben blij als alles afgelopen is’, zei hij regelmatig.
En nu dat telefoontje van de werkster. De enige die wij hebben kunnen regelen die zijn vertrouwen heeft gewonnen. We hebben het geluk dat zij een neefje heeft met autisme. Ze kan goed met hem omgaan. ‘Jullie broer heeft afgelopen vrijdag een tia gehad’, vertelt ze. ‘Een half uur heeft hij op de grond gelegen, kon zijn beide armen en één been niet meer gebruiken. Daarna heeft hij mij gebeld, maar ik kon niet opnemen, ik was met vrienden uit eten. Altijd bel ik terug’, zegt ze, ‘maar, je zult het altijd zien, deze keer niet.’ Het flitst door me heen dat hij mij zelfs in dit soort omstandigheden niet belt. Het vermoeide gevoel van eeuwig tekortschieten knaagt verder, maar ik richt me weer op haar woorden. ‘Ik bel je broer altijd op zondag, anders is hij zolang alleen. Dus pas zondag hoorde ik wat er gebeurd was. Ik heb hem op het hart gedrukt maandag naar de dokter te gaan. Dat heeft hij gelukkig gedaan. De dokter zei dat het een tia geweest moet zijn. Hij krijgt nu onderzoeken. We weten verder nog niks.’ Het grijpt me aan, dit hele verhaal. De wereld is al zo ingewikkeld voor hem. Ik bedank haar voor al haar goede zorgen en hang op.
Ik besluit hem te bellen, natuurlijk. Met de zenuwen in mijn lijf, dat dan weer wel. Als je op het verkeerde moment belt, krijg je de wind van voren. Hij neemt op, zijn stem klinkt timide en zacht. Ik hoor hem wat zeggen, maar zijn praten gaat over in moeizaam gesnik. Zijn angst is hij op geen enkele manier meer de baas. Er komt geen woord meer over zijn lippen. Zijn gesnik houdt hij zoveel mogelijk binnen, zoals altijd. Met de hoorn aan mijn oor probeer ik hem te kalmeren. Een zachte klik vertelt me dat hij heeft opgehangen.
Geplande einddatum publicatie van deze inzending:
09-05-2023

Enthousiast over deze inzending?

Dank voor het lezen van de inzending van deze schrijver. Je kunt nu een reactie geven, meer publicaties lezen of bijv. zelf meedoen aan een schrijfactiviteit. Klik hieronder s.v.p. op de gewenste mogelijkheid!

Voorwaarden KORT VERHAAL

Een kort verhaal kenmerkt zich doordat de handelingen, gedachten en gesprekken van de personages zijn georganiseerd in een plot van komische, tragische, romantische, satirische of andere aard.  Een kort verhaal is altijd een compleet en zelfstandig leesbaar verhaal. Bij een kort verhaal geven we de voorkeur aan maximaal 1000 woorden.

Nu nog te bekijken:

Inzendingen in deze schrijfactiviteit waarvan de publicatieperiode binnenkort vervalt. Vind je een inzending de moeite waard en vind je het jammer als deze zou verdwijnen? Leden kunnen de publicatieperiode verlengen!!