In de kamer naast me hoor ik zacht gepraat en gegiechel. Mijn zoon heeft sinds kort een vriendin, Elle. Ze is blond, klein, tenger en ze zijn stapelverliefd.
Ik werp een blik op Nel, mijn 'Elle'. Sinds een maand vijftig. Ze draagt het haar gemakkelijk kort, zonder het nog te kleuren, want dat jeukt zo, en ze heeft een ontevreden, harde trek op de lippen. Ook wanneer ze slaapt, zoals nu. De flodderige zak die zij pyjama noemt, is functioneel, in de zin dat deze gedragen wordt met de bedoeling om mogelijke avances mijner kant vakkundig af te weren.
Ze laat een harde knallende scheet, waarmee ze alsnog elke mogelijke ontkieming van mijn lust in één keer doodslaat.
Vroeger was het anders. We luisterden samen naar muziek, vreeen uren op de harde vloer bij haar ouders in de kelder, zonder de tijd op te merken, en waren samen.
Met samen bedoel ik samen, niet zoals samenzijn nu samen is.
Waar ging het mis? Waren het de kinderen, was het al daarvóór of toch daarna? Sleur ontstaat niet in een dag, maar in dagen, maanden en jaren. En opeens zijn die verstreken en is het voorbij.
Je redeneert met jezelf. De kinderen zijn er, die hebben me nodig, maar die groeien op en wij zitten nog steeds voor de televisie.
Zoekend naar de beste goochelaar, zanger, schaatser, modeontwerper, danser en uitvinder. Ik ben ervan overtuigd dat die gezocht worden om dezelfde reden. Namelijk geen.
Elke dag ga ik naar de fabriek, doe er mijn ding, zonder er nog bij na te denken en ga naar huis. Ik zie mijn collega's verjongen terwijl ik ouder word. Allen met dezelfde hoop, dezelfde verwachtingen die verbrijzeld worden in de loop der tijd.
En met de tijd komt het grauwe, het grijze.
De gedachte kwam op een dag, gewoon op een keer.
Ik kan ermee stoppen.
En nu klinkt deze gedachte hardnekkig dreunend als een heimachine in mijn hoofd, als een steeds terugkerende aanlokkelijk zingende mantra.
Mijn zoon lacht met zijn zware stem en Elle giechelt eveneens licht en jong.
Ik schrik wakker uit mijn overpeinzingen en kijk naar Nel. Haar blauwe ogen, die ik ooit de mooiste vond, staren recht in de mijne.
"Ik weet wat je denkt."
Ik voel haar hand, aarzelend, dan grijpt ze me zwijgend vast en overbrugt zo meters die kilometers werden.