Wie niet sterk is, moet slim zijn, denkt Merijn. Hij likt langs zijn snor, laat een boer en smakt nog wat na. Bah, hier en daar kleeft nog een restje aan zijn tanden. Taai, maar het doel heiligt de middelen. Hij bekijkt het koekhuisje.
Aanvankelijk had hij prima met die toverkol door één deur gekund, maar de laatste tijd was alles veranderd. Twee kinderen waren verlekkerd naar het huisje gelopen, missie geslaagd. Terwijl ze er met hun begerige vingers iets vanaf peuterden, kwamen ze in haar macht. Merijn was oud en misschien te soft, maar toen Schrans en Frietje achter de tralies werden gezet, voelde hij medelijden.
De heks mekkerde dat ze aan eten moest zien te komen en keek Merijn daarbij bedachtzaam aan. Haar krachten waren niet meer wat ze geweest waren. Laatst had ze zichzelf klein willen toveren, maar in plaats daarvan lag er ineens een joekel van een dennenappel in het huis. Nee, ze had al haar toverkracht inmiddels nodig voor het èchte werk: mensen in haar macht krijgen.
Ze veranderde. Snauwde en grauwde tegen Merijn, schopte hem, zei dat hij in de weg liep. Op een kwade dag kreeg hij ineens geen eten meer. ‘Ga maar muizen vangen’, kakelde die helleveeg, ‘ik heb al het eten nodig om deze twee vet te mesten.
De tijd tikte door. Het lukte oude Merijn niet meer om muizen te vangen, laat staan vogels. Hongerig liep hij naar de hokken, waar hij loerde op het eten dat daar lag. Schrans stak hem een stukje kip toe. Gretig at hij het en van toen af aan voerden ze hem regelmatig. Het oude mens had gelukkig niets in de gaten, maar mopperde dat de kinderen niet genoeg aankwamen. Ongeduldig besloot ze toch haar toverkunsten in te zetten. Vet moesten ze zijn en wel nú. Ze pakte haar stafje, mompelde geheimzinnig en stond wild zwaaiend voor de hokken. Poeffff, een rookwolk en daar stond plots een piepklein heksje. Merijn moest aan een muis denken. De grote sleutelbos was rinkelend uit de zak van haar rok op de vloer gevallen. Merijn bedacht zich geen moment, sprong op de muizenheks en peuzelde haar op. Het smaakte wat zuur en ranzig, maar het vulde zijn maag en de feeks was opgeruimd. Twee vliegen in één klap.
Merijn schoof de sleutelbos naar Schrans toe. Bevrijd en blij vroeg Frietje: ‘Hoe kunnen we je bedanken?’
‘Neem me mee’, zei Merijn en dat wilden ze maar wat graag. ‘Kijken jullie rond of je nog iets van je gading vindt, ik wacht buiten.’ En zo geschiedde.
Merijn denkt aan de heks, voelt zijn gevulde maag, likt zijn snor nog eens en bedenkt dat het leven zo gek nog niet is.