Ze kijkt naar de regendruppels in de vijver. Een triest gezicht. Het is niet koud maar ook niet warm. Het is niets.
‘Mooi toch?’ zegt hij voor zijn eigen bevestiging tegen haar.
‘Het is nep,’ zegt ze.
‘Die kleuren… niet van echt te onderscheiden. Dat ze dat zo kunnen maken, zelfs lotusbloemen. Schitterend.’
‘Het is niet echt.’
‘Als je het niet wist, had je ze wél mooi gevonden.’
‘Maar ik weet het – we gaan zo eten.’
‘Wat?’
‘Boerenkool met worst.’
‘Moet de vorst er niet eerst overheen?’
‘Hij komt uit de vriezer.’
‘Dat is toch anders… Is de rookworst van de slager?’
‘Die is vegetarisch.’
‘Bah, dat is zo nep.’
‘Je hebt nog niet eens geproefd.’
‘Het is niet echt.’