“Ik ben blij dat ik je heb mogen kennen, om de herinneringen die wij samen hebben gemaakt.” Mijn lieve schat slikt en pakt mijn hand.“Als ik mijn verstand verlies, weet dat ik onze liefde koester.” Zij zwijgt, knikt, maar bovenal zwijgt zij. Haar tranen spaart zij op voor later. Sterk, zij moet sterk zijn, een sterke vrouw. Ik ben bang. Nog een week, dan lig ik onder het mes en wordt mijn schedel gelicht. Zal ik dan nog mezelf zijn en kunnen denken, praten of lachen, de liefde kunnen bedrijven, of gereduceerd zijn tot een kasplant? Wellicht zal ik sterven. Met de dood in het vooruitzicht kan ik niet anders dan bang zijn, doodsbang.