Langzaam schommelend nadert ’t kleine pontje over het IJ de overkant. De oudere heer die voor mij stond had waarschijnlijk de avond ervoor een vrolijk glaasje huppelsap te veel gedronken. Hij pakte z’n fiets en wilde er alvast op gaan zitten terwijl hij zich nog vasthoudt aan de reling. Nog een paar meter en de pont naar Noord kan aanleggen. Hij zwaait z’n rechterbeen over het zadel en die komt niet zoals het hoort op de grond terecht, maar in z’n fietstas en met een doffe klap valt hij op het dek. De omstanders lachen, geven een staande ovatie en applaudisseren luidruchtig.
‘Hoera, encore maestro, bravissimo!’
De oude heer krabbelt op, trekt z’n vlinderdasje recht, maakt een buiging naar het publiek en zegt; ‘Bravo, ladies and gentlemen, dank U beleefd, voilà!’
En hij lacht hartelijk mee, de stemming zat er goed in.
Van achter op het dek zegt een man vol bewondering; ‘hè ouwe, doe je dat straks nog eens weer, als je weer teruggaat, dat malle kunstje van je? Ik neem straks de pont van 18:12, ben je er dan ook of moet ik nu gelijk reserveren?’
‘Nee hoor, de avondvoorstelling is al uitverkocht, misschien zijn er nog kaartjes op de zwarte markt verkrijgbaar! En u vraagt mij of ik een Volewijcker ben? Nee, gelukkig niet! Ik ben namelijk net ontsnapt uit een rondreizend circusgezelschap op tournee, uit een gesloten afdeling! En u is dan zeker een Amsterdammer?’, vraagt de artist in residence.
‘En mag ik dan nu nog even, voor een kleine vrijwillige vergoeding, met de pet rondgaan? Ik ben ook maar een kzzvp-er (kleine zelfstandige zonder vast publiek.)’
‘Opa, is die leuke meneer er morgenmiddag weer als ik moet afzwemmen?’