Ik was pas vier.
Hollands goudkleurig blond haar zonder enig herkenbaar model.
Mentaal onbeschadigd, zoals dat hoort op die leeftijd.
Vrolijk dapper door de wereld stappend.
Veilig onder moeders paraplu.
En die van vader.
Het was een mooie zomerdag.
M'n vader en ik liepen samen over het kleine dorpsplein richting huis.
Ik had zijn hand net los gelaten.
Wilde m'n eigen weg gaan.
Toen al.
Het was maar een paar stappen.
En toch voelde het als meer.
Ik voelde me groot.
Sterk.
Stoer.
Het was een dorp, niet groter dan zo'n 1000 zielen.
Maar voor mij, een jochie van 4, was het de hele wereld.
En ik was haar aan 't verkennen.
Groter hoefde het ook niet te zijn.
Alles was er.
De snoepwinkel.
Het pannenkoekenrestaurant.
De melkboer.
De bakker.
De buurvrouw.
Meer had ik niet nodig.
De buurvrouw zelf kan ik met niet herinneren.
Ik ken haar alleen van de films van vroeger.
Maar de weg om er te komen, die kan ik nog dromen.
Stiekem over het tuinhek van onze achtertuin.
Drie stappen naar de overkant van de steeg.
Rug tegen de garagemuur, stap voor stap naar links.
Hoofd naar rechts om te kijken of ik niet gezien werd.
7 stappen links tot het einde van de muur.
Daar begon hun heg.
Net zo hoog als ik.
En net als ik, zo groen als gras.
Tussen de muur en de heg was een gat.
Een heel klein gaatje.
Alleen ik paste er precies doorheen.
Ik had het uitgedacht en uitgeprobeerd.
Eerst m'n been.
Dan m'n hoofd om er vervolgens helemaal in te verdwijnen
Linksaf, rug weer tegen de muur.
Een laatste blik naar rechts om te kijken of niemand me gezien had.
Nog maar twee kleine stapjes, dan stond ik in hun tuin.
Uit de heg was makkelijker.
Rug nu tegen de garagedeur.
Het doel was in zicht:
De achterdeur.
Die was ook altijd los.
Dat kon toen, in die dorpen.
Nu hoefde ik niet meer op te letten.
Het was veilig om te oversteek te wagen.
Tien, twaalf snelle stappen door de tuin.
De buurvrouw stond vaak al lachend op me te wachten.
Armen uitnodigend uitgestrekt.
Gebarend dat ik kon komen.
Ze was zelf al jaren oma.
Toch bukte ze altijd om mij op te tillen,
Een kus te geven,
En daarna een Bastognekoek.
Nog altijd voel ik de warme indruk van haar mond op het litteken op mijn linkerwang als ik een Bastogne eet.
Dat zat er namelijk toen al.
Misschien vond ze het zielig.
Ik weet het niet.
Wat ik me wel herinner is dat mijn moeder mij altijd heel snel vond.
Er was nooit paniek.
Ik was niet ver weg.
Dat is het voordeel van een buurvrouw met een koektrommel en een spannende heg.
Voor mij kon de zomer van '77 niet lang genoeg duren.
Maar ja,
Ik was een kind en wist niet beter
Dan dat het nooit voorbij zou gaan.
Enthousiast over deze inzending?
Jouw commentaar toevoegen? Schrijvers stellen je tips en opmerkingen op prijs. Dat is mogelijk in de tekstbalk
Wees de eerste om commentaar te geven.
Gebruikerswaardering: 4 / 5
Meer publicaties lezen of zelf meedoen aan een schrijfactiviteit?
Klik op een van de mogelijkheden.
Klik op een titel om de inzending te lezen.
Eerst inloggen s.v.p.! Meedoen is alleen mogelijk voor leden. Nog geen lid? Je kunt je gratis registreren als lid.