‘Nee, ik ga niet mee.’
Haar hertenogen kijken langs me heen.
Mijn auto hobbelt over het terrein waarop je auto wordt gedoogd. Een parkeerterrein is er niet in deze prachtige natuur. Stevige schoenen heb ik nodig om in mijn eentje los van alles te komen in de chaos van de sleur en hier in de wildernis stevig te aarden.
Na een halfuurtje de rode paaltjes volgen is alleen de natuur overgebleven en neem ik meer waar dan ik de afgelopen weken kon zien. Een damhert kijkt naar me. Wilde paardjes completeren mijn gewenste ‘gastenlijst’.
Een steil pad leidt me weer naar het vertrekpunt om verder te kunnen. Geen bereik, lees ik op mijn telefoon als ik tot mezelf ben gekomen.
Drijfnat kom ik thuis. ‘Wat wil je nu van me horen?’ vraagt ze.
Ze kijkt me wel weer aan en ik kijk overal weer anders tegen aan.
‘Doe die natte jas uit. Anders vat je nog kou, klootzak.’
‘Klootzak? Is dat mijn zondagse naam hoewel het nu zaterdagmiddag is?’
‘Ik heb je wel twintig keer gebeld.’
‘Er was daar geen bereik.’
‘Daar…?’
‘Ja, de duinen, bossen. Om verder te komen moest ik daar vandaag eindigen.’
‘Het is maar hoe je het bekijkt.’
‘Ver weg van mijn dagelijkse ‘harde schijf’ zit een oud geheugen waarin alleen maar een ouderwetse floppy past. Het gaat allemaal niet zo snel en dat is nu juist wat ik wil.
Zal ik het met je delen?’