Hartslag 49 en in mijn anders zo omlopend hoofd is alles peis en vree. De dagelijkse moetjes, ditjes en datjes zijn al afgewerkt of onder controle. Kinderen naar school, vrouwlief met een vriendin winkelen en koffie slurpen. Straks mogelijkerwijs gepluimd (ze gingen o.a. naar een grote plantenzaak en mijn vrouw heeft groene vingers alsook een gat in haar hand), maar goed geluimd. Alle zorgen zijn voor morgen. Vandaag ben ik zen. Ik voel me uitstekend, mijn middelvinger opstekend naar de wereld. ‘Ausgezeichnet,’ zou ik zeggen als ik een Duitser was, daar hoef ik geen tekeningetje bij te maken.
Nochtans ben ik niet alleen. Ze kruipt nog even lekker tegen me aan en ik weet niet waar ik het meest van geniet: van haar lichaamswarmte of van de kreunende geluidjes die ze af en toe maakt, vooral als ze zich herpositioneert. Ze voelt zo vertrouwd. Soms laat ze een onschuldig windje ontsnappen. Ik vind het niet erg. Zo vriendelijk en zacht, wie had dat ooit gedacht. Er is zoveel veranderd. Doe maar. Ik was indertijd helemaal geen vragende partij. Nu ik erover nadenk … ik was zelfs geen goedkeurende partij, nee, ik werd gewoon keihard en meedogenloos weggestemd tijdens de plenaire vergadering van de Gezinsraad. Nooit heb ik de behoefte gevoeld om een huisdier te hebben. Nooit. Zelfs geen tochthond, tuinslang of zo’n beklemmend, suïcidaal diertje waarvan ik de naam soms vergeet. Wacht even. Als ik het omschrijf, schiet het me meestal wel te binnen. Mensen vinden dat je ‘t rond je hals hoort te dragen om deftig over te komen op het werk of tijdens een feest … Een stropdas! Kleredier. Hoe dan ook, die hond moest en zou er komen en ik had geen verweer. Keine Verteidigung. ‘Kein Verwehr’ is ook Duits. ‘Verwehren’ staat voor ‘ontzeggen’, ‘ontkennen’ of ‘weigeren’. Wel, ik zeg het je, beste lezer, hoe langer we ons beagleteefje Luna hebben, hoe minder ik haar iets kan weigeren. Ze is mijn trouwe gezelschapsdame. Betalen doe ik haar met aaitjes, knuffels, koekjes en sporadisch met een plakje kaas. Daar is ze dol op. Hoe zou zij mij zien? Dat vraag ik me weleens af. Als de etensverstrekker? Die gekkebekkentrekker die bijna altijd thuis is? Feit is dat ze mij helemaal vertrouwt. Dat voelt fijn. Ze is zodanig op haar gemak dat het voor haar lijkt alsof ik er niet eens ben. Dat denk ik. Ik denk dat ze gelijk heeft. Mijn brein is veel minder stationair dan mijn lichaam. Het is enkel ‘air’. Als je vermoedt dat je het kan localiseren, is het al lang weer mijlenver weg. Vervlogen. Het vliegt ver en vervliegt. Als een goedkoop parfum. Vliegensvlug.
Had ik maar een bij als huisdier gehad. Vlieg eens vlug naar de ijskast, zou ik dan zeggen, en haal ons even twee plakjes kaas. Als ik na een winterwandeling zin zou krijgen in een mok warme melk, zou ze me van honing kunnen voorzien en daarna zouden we gezellig wat kunnen bijbabbelen. Maar ik heb dus geen bij. Ja, dat steekt wel.
Alle gekheid op een stokje en alle bijen in hun korf: mensen hebben veel over voor hun huisdier. Een alleenstaande vriendin van mij verhuisde zopas naar het buitenland, samen met haar poes Becky. Zelf was ze meteen in orde qua paperassen, maar voor Becky was dat minder eenvoudig en vanzelfsprekend. Om te kunnen reizen had ze een officieel document nodig, een soort identiteitskaart. Daarvoor moest ze eerst met haar naar de dierenarts, later naar het gemeentehuis, want daar moest administratief heel wat geregeld worden. Veel papierwerk, een recente foto laten maken, een reeks zegels plakken, een hoop handtekeningen (laten) zetten … En Becky? Die hield helemaal niet van die poespas!
Zelf mag ik er niet aan dénken om te verhuizen. Zelfs niet van deze chaise longue naar mijn schrijftafel. Luna zou het me kwalijk nemen. We liggen hier veel te cosy en gezellig. Straks zal ze even opstaan, zich terdege uitrekken en naar de terrasdeur lopen. Daar zal ze met een lieftallig jankje vragen of ik de goedheid in mij zou kunnen vinden om haar uit te laten. In de tussentijd haal ik dan een hartvormig koekje om haar te belonen. Dat zal ze zonder verpinken lekker opknabbelen terwijl we samen, cocoonend, terug in onze cocon kruipen. Luna is net zo doorzichtig als ik. Die voorspelbaarheid stel ik bijzonder op prijs. Samen met haar innemend snoetje en haar fluffy flapoortjes, waar ik zo ongeveer alles mee mag doen. In een dronken bui, lang geleden, heb ik er ooit mijn mond uitgebreid mee afgeveegd na het verorberen van iets te pikante tortillachips. Al bij al heeft ze veel voornamere kwaliteiten en is dit uiteraard minder belangrijk, zoals een fait divers dat al lang niet meer vers is. Zoals steeds vertel ik veel te veel, vooral als ik doordram.
Ik hou van alle dieren, maar Luna is de enige die ik op deze manier duld en liefkoos. Vooral de grillige onberekenbaarheid van sommige diersoorten stoot me af. En hun tanden. En hun omvang soms. In de dierenliefhebberij heb ik nochtans gemerkt dat grote loebassen betrouwbaarder zijn dan schootmodelletjes. Daarom heb ik liever te doen met een Deense dog dan met een chihuahua. Anderzijds hou ik wel meer van een clownvis dan van een haai, als ze in mijn buurt vertoeven tenminste. Al is alles relatief. Als je de film ‘Jaws’ achterstevoren bekijkt, denk je dat het gaat over een uiterst lieve en behulpzame haai die ledematen uitdeelt aan gehandicapten. Piranha’s lijken me veel enger. En vampiervleermuizen! Ken je die? Met hun hoektanden maken ze een klein gaatje in je vel en likken dan een paar druppels bloed op. Ze zijn zo scherp dat je niet eens voelt dat je gebeten wordt. Gelukkig zuigen ze je niet leeg, want ze hebben niet veel nodig. Ze zijn piepklein en wegen maar een grammetje of dertig. Dat laatste heb ik uit een betrouwbaar boek. Ik heb er nooit eigenhandig eentje op de weegschaal gelegd, dat spreekt voor zich.
Het vervolg kan je al bijna raden. Ik val in slaap en kom ongewild in onzacht contact met een der meest gevreesde dieren uit mijn zootje: de nachtmerrie. Gelukkig is het een tamme. In plaats van zelf in hachelijke situaties terecht te komen, droom ik dat ik, samen met mijn zonnebrildragende medebioscoopgangster Luna, naar een film kijk. Hij gaat over een honderden jaren oude Roemeense graaf die niet tegen zonlicht kan. Een spiegelbeeld heeft hij niet, maar dat vind hij niet erg, want hij is spuuglelijk met z’n buitenproportioneel forse hoektanden en z’n lijkbleek gezicht. Hij spreekt Duits, zoals ik ab und zu. Gewoon eten doet hij nooit, zelfs geen plakje kaas gaat erin. Nee, hij leeft van mensenbloed. Zijn bijters zijn zo ongelooflijk scherp, dat ze moeiteloos binnendringen in de sierlijke hals van de superknappe hoofdrolspeelster, wiens naam ik niet ken. Ze is jong, onbekend en bloedt mooi. In alle hectiek veeg ik mijn angstzweet af aan de oren van mijn vrouwelijke metgezel die al de hele tijd snurkt. Ze merkt het niet eens. Of ze doet alsof. Dat gevoel is zo vertrouwd en rustgevend, dat ik heel langzaam opnieuw wakker word. Terug naar het leven en de tijdloze realiteit van vandaag. Ik check mijn hals en pols. Hartslag 49.
Enthousiast over deze inzending?
Jouw commentaar toevoegen? Schrijvers stellen je tips en opmerkingen op prijs. Dat is mogelijk in de tekstbalk
Meer publicaties lezen of zelf meedoen aan een schrijfactiviteit?
Klik op een van de mogelijkheden.
Klik op een titel om de inzending te lezen.
Eerst inloggen s.v.p.! Meedoen is alleen mogelijk voor leden. Nog geen lid? Je kunt je gratis registreren als lid.