Hij houdt van late diensten.In de nacht bestaat het landschap uit trage vlakken, soms onderbroken door de schelle lichtkreet van een overweg. Hij heeft de radio zacht gezet. De koplamp schijnt niet ver, de cabine is een zwak verlichte cocon in een wereld die haar franje in het donker verborgen houdt. Rust en lange lijnen, nu en dan een dampende koffie met collega’s. Daarom is hij machinist.
Dadelijk stapt hij uit in een stil station, een late reiziger zal hem zien, misschien. Hij zal een kop koffie pakken uit de kantine-automaat en in zijn auto stappen, naar huis. Daar zullen zijn kinderen al slapen, hij zal ze een kus geven en hun slaapkamerdeur zacht sluiten. Dan zal hij naar bed gaan, zo stil mogelijk om zijn vrouw niet wakker te maken. Thuis.
De rechercheur leest voor uit een getuigenverklaring. ‘Getuige claxonneerde nog en remde uit alle macht, maar kon een aanrijding niet voorkomen’.
Iets op de rails. Of is het iemand? Moeilijk te zien, in het donker, met deze snelheid.
Een man. Hij blijft staan en draait langzaam naar de trein en wacht.
En de machinist kijkt hem in de ogen. En claxonneert en remt uit alle macht. Maar kan een aanrijding niet voorkomen.
Thuis. Bijna.