Maandagmorgen. Een doodse, humorloze sfeer in de stad. ‘Ga niet naar buiten als het niet nodig is.’
Gisteren ben ik niet naar buiten gegaan, ik heb schoongemaakt. Stom, vergeten een oude broek aan te trekken; een fles bleekwater eroverheen. En ik zit toch al krap in mijn broeken – nee, niet door mijn gewicht.
‘Waar zijn de pashokjes?’ vraag ik aan een verkoopster.
‘Vlak voor u, meneer.’
‘Voor heren?’
‘Ze zijn genderneutraal. U moet wel twee artikelen meenemen.’
Ik heb één broek in mijn handen. De damesafdeling is de dichtstbijzijnde. Snel pak ik een rokje van het rek en loop terug.
De verbouwereerde verkoopster kijkt mij van top tot teen aan.
‘Past het?’ vraagt ze op veilige afstand.
‘Het rokje wel.’