Thomas Agerman leunde achterover in zijn stoel met gekruiste armen en zijn benen over elkaar geslagen. Iedereen in de kamer keek hem aan.
Zijn dochter Paula, was ontzet.
Frances, zijn echtgenote, was verbijsterd.
Fred Van Aste was achterdochtig, net als zijn vader, maar ook opgewonden.
Fred zijn moeder en de bemiddelaar staarden Thomas verbaasd aan.
“Thomas…”
“Nee, Frances. Ze krijgt geen cent.”
Paula zat als een standbeeld kaarsrecht op haar stoel, haar handen gevouwen in haar schoot. Nerveus. Hulpeloos.
De aanblik katapulteerde Thomas drie jaar terug in de tijd, toen een heel andere Paula hem wist over te halen ‘zich niet meer met haar te bemoeien’.
“En maak het niet te laat!”
Paula zuchtte geërgerd. “Nee, mam!”
Op weg naar de voordeur stak ze haar hoofd om de keukendeur. “Oh, en pap? Je hoeft me niet op te halen, oké?! Je maakt me daarmee al genoeg belachelijk aan school.” Misschien besefte ze hoe onbeschoft dat had geklonken want ze had eraan toegevoegd: “Anders lachen ze me weer uit.”
Thomas had niet kunnen antwoorden. Hij moest teveel moeite doen om zijn woede in toom te houden.
Uiteindelijk had hij beheerst geantwoord: “Zoals je wilt.”
Sindsdien was hij nooit meer doodmoe in zijn wagen gesprongen om haar door wind en regen rond te rijden. Hij liet haar rondhangen aan de schoolpoort en op fuiven zolang ze wilde.
Na een paar teleurstellingen had Paula begrepen dat haar ‘vrijheid’ een prijskaartje had.
Tot heel recent.
Paula vierde haar op handen zijnde 18e verjaardag met een groep vrienden, waaronder ook Fred en zijn vriend Lieven. De jongens lokten Paula en Nina weg van de anderen. Dronken besefte Paula pas na een paar knepen in haar billen en borsten wat er gebeurde. Fred beweerde later dat ze het wilde omdat ze hem pas na enkele ogenblikken van zich afduwde en vluchtte, met Nina op sleeptouw.
Onderweg belde Paula voor het eerst in meer dan drie jaar haar vader.
De oproep werd niet weggedrukt, maar ook niet beantwoord.
Enkele dagen later kwam ze Fred tegen op de universiteit waar ze allebei economie studeerden. Fred begon haar te jennen, zei ‘hoe zij zeker nooit meer zo’n kans zou krijgen op een gewillige man’, tot Paula haar zelfbeheersing verloor. Volgens het rapport van de dokter die Fred later onderzocht, had ze hem “een blauw oog, en een gebroken neus geslagen”.
“En meerdere keren geschopt, in mijn kruis”, had Fred er nadrukkelijk aan toegevoegd toen de bemiddelaar het doktersattest oplas. “Maar het slachtoffer was bereid tot een minnelijke schikking”, luidde het in de oproepingsbrief die Paula had ontvangen.
Het slachtoffer. De hypocriet, zij was het slachtoffer!
Maar dat kon ze niet bewijzen.
Wat had het ook voor zin, als zelfs haar eigen vader geen moer gaf om háár kant van het verhaal? Het leek er zelfs sterk op dat hij zich verheugde. Alsof hij had zitten wachten op deze gelegenheid om haar te kunnen zeggen: “Zie nu maar eens hoe je jezelf redt, zonder mijn hulp.”
Dat kon ze niet. Maar haar moeder zou toch zeker wel voor haar in de bres springen? Ook al had haar vader haar verboden geld van de rekening te halen?
“Mijnheer Agerman?” verbrak de bemiddelaar de stilte.
“Ik heb beloofd dat ik mijn, nu meerderjarige, dochter niet meer zou behandelen als een kleuter. Paula kan gaan werken om de gevraagde som, waar we overigens niet moeilijk over doen, bijeen te schrapen. De rest laat ik aan u over.”
Zonder nog een woord te zeggen stond hij op en verliet het kantoor.