‘Goedendag meneer, mag ik eens vragen, weet u misschien van de hoed en de rand?’
‘Hm, da’s een interessante vraag. Van de hoed weet ik wel een en ander, maar de rand is mij eerlijk gezegd onbekend. Een duister schemergebied. Een randverschijnsel zeg maar.’
‘Tja, dan schiet uw totale hoedenkennis toch flink tekort, vrees ik. Een hoed zonder rand is als een pet zonder klep, als een bril zonder glazen, als een pik zonder houweel.’
‘Weet u meneer, hoeden en petten zijn niet zo mijn ding. Verder zie ik nog uitstekend, haarscherp zelfs, zowel veraf als dichtbij en bergbeklimmen is zogezegd niet bepaald mijn kopje thee, in goed Nederlands. Een enkele keer draag ik een Baskische baret, ook wel bekend als een alpino. Toevallig vandaag dus, zoals u ziet. Een erfstuk van mijn vader nog, ietwat versleten en van een onbestemde kleur, als ik eerlijk ben.’
‘Kijk, dat treft, want al langere tijd vraag ik mij af waar dat steeltje bovenop de alpinopet voor dient, en dat niet alleen, vooral ook of dat steeltje een naam heeft. Dat zal toch haast wel?’
‘Tjonge, daarmee brengt u me even lelijk in verlegenheid, daar heb ik eigenlijk nog nooit over nagedacht.’
‘Meent dat nou? Meent u dat nou werkelijk? U zet dus zomaar en geheel klakkeloos iets boven op uw hoofd, waarvan u noch de betekenis, noch de bedoeling, noch de naam kent. Mag ik u dan eens mijn ongezouten mening geven? Zo’n alpinopet, met zo’n steeltje erop en dan zo’n opgeblazen, nietszeggend gezicht daaronder, zoals dat van u, dat doet me altijd aan een eikeltje denken. Een enorm uit z’n krachten gegroeide eikel zelfs in dit specifieke geval. Logisch dus dat u niet van de hoed en de rand weet. Natuurlijk weet u dat niet. Dom van mij, heel dom, ik had beter moeten weten! Nou ja, goedemiddag dan maar en een fijne zaterdag verder, met uw steeltje boven op uw alpinopet.’
‘Euh…ja, insgelijks meneer en dank voor deze onderhoudende en prettige conversatie.’