In de drukte van de wolken kan de geest van Dolf geen kant op.
‘Mijn hemel waar moet ik heen? Ik ben maar nauwelijks ontsnapt aan het leven en nu sta ik warempel in een file.’
Een file, wie had dat gedacht, hier op deze plek. Maar uiteindelijk lost ook deze file op.
Dolf heeft gisteren het aardse leven verlaten, hij liet zijn vrouw in diep verdriet achter. Zij heeft gelukkig de kinderen die voor haar zorgen. Hij zelf is zo gebiologeerd door deze nieuwe omgeving dat er geen plaats voor verdriet is.
‘Hallo, wie en je en waar ga je naar toe?’
Dolf schrikt van de toch, oh zo vriendelijke stem achter hem.
‘Hoi, ja ik weet het niet ik ben hier nog maar net. Gisteren ben ik gestorven en weet hier de weg nog niet.’
‘Aha, een nieuweling. Welkom. Ik zal je de weg wijzen naar het entree en daar helpen ze je wel verder. Ik ben een vrije geest, dus mag ronddwalen waar ik maar wil. Een heel vredig en gezellig bestaan. Misschien zie ik je hier wel terug. Jij zult nog moeten uitvinden waar je hoort. Tot in de wolken.’
En weg is de vriendelijke geest.
Dolf bereikt het entree en wordt ontvangen door drie geesten die allen toch anders lijken. Hij voelt zich wat opgelaten, maar ook opgewonden om hetgeen er gaat komen.
‘Welkom in de wereld van de geesten. Ik zag dat u hulp had bij het vinden van ons. Ik help u verder naar de oriëntatie ruimte waar u aan de slag zal moeten.
Hierna zal u een tijdelijke status krijgen, want geest moet nog rijpen voor de echte geestenwereld.
U ziet daar allerlei omstandigheden en situaties waaruit u conclusies kunt trekken.’
Dolf kijkt nieuwsgierig de ruimt rond. Het plafond is van wolken en de omgeving zo mistig dat alles reuze onduidelijk is.
Hij stopt bij het eerste tafereel dat hij aan treft.
Het zijn kleine schapen en koeien die lopen op een groene weide. Heel aards denkt hij. Past dat wel in deze wereld?
Het volgende is totaal anders. Er lopen figuren rond een veldje, maar wat ze in zin hebben? Moet hij daar iets mee?
Dolf kijkt verder rond. Ach daar ziet hij een winkel, het lijkt zijn winkel wel van vroeger of tenminste die van hem en zijn vrouw in hun werkzame jaren.
Er stapt iemand uit de deur. Is hij dat? Wat doet hij daar?
In een derde tafereel ziet hij zijn kleinkinderen spelen in een speeltuin.
Dolf zucht, hij weet niet wat hij moet. Dan brandt er een lichtje. Hij ziet dingen uit zijn aardse leven.
Zijn vader was boer, in zijn jeugd was hij aangesloten bij een groep jongeren die soms wel een iets minder eerlijks deden en met zijn vouw had hij een winkel. Een electronica winkel. Hij was niet echt geslaagd als ondernemer maar ze hadden te eten. De kinderen waren beter terecht gekomen door de niet-aflatende inzet van zijn vrouw. En de kleinkinderen daar had hij echt van genoten.
Had hij dan in de ander situaties gefaald of tekort geschoten? Wordt er hier afgerekend met zijn leven?
‘Dolf, raak niet in de war, je ziet hier een paar aspecten van je leven. De mooie en de minder mooie kanten.
Je hoeft geen keuzes te maken. Je moet alleen maar onthouden waar het over hoe het ging toen je op die aardbol rondliep.’
‘Ik dacht dat het hier zorgeloos zou zijn.’ Protesteert dolf.
‘Maar dat is het ook, straks als je door deze ruimt bent, komen er nog twee en dan is het klaar.’
Met in zijn hoofd de taferelen uit de oriëntatie ruimte, zweeft de geest van Dolf tussen de wolken.
Hij voelt de aanwezigheid van andere geesten, maar ziet ze niet. Zouden ze mij ook niet zien?
Verward zweeft hij verder met nu in de verte muziek. Klassiek? Daar houdt hij niet van, hij is eigenlijk een echte rocker. Dat was hij al in zijn jeugd, samen met zijn vrienden. Ja, die vrienden bij dat veldje waren zijn rockvrienden. Heel kort vormden ze een bandje, maar het ontbrak hen aan talent. De rode draad in zijn leven, het ontbreken van talent.
Hij was ook niet geschikt voor het ondernemersvak, niet voor het vaderschap. Zijn vrouw had alles bij elkaar gehouden en hem gesteund. Misschien alleen voor het grootvaderschap, zorgeloos spelen met die kleintjes, dat vervulde hem met vreugde.
Tussen het geluid van de violen zag hij weer drie taferelen.
‘Welkom, Dolf, niet jouw muziek hé, maar deze muziek is bewust gekozen.
Bekijk de drie taferelen en onthou ze. Hierna komt nog één ruimte.’
Weg is de geest die een zwoele stem heeft.
Hij kijkt voorzichtig omhoog en ziet een band, zijn idolen, Metallica.
Wat doen die hier? Is hij hier met velen of alleen? Hij voelt wel iets van gezelschap
Maar zien doet hij niets. Ook hoort hij niets van de band, hij ziet ze alleen bewegen.
Het volgende tafereel is een jongetje op school. Is hij dat? Het lijkt wel zijn zoon, maar het kan ook nog zijn kleinzoon zijn. Enigszins in de war blijft hij kijken, ze hebben hetzelfde gezicht. Lijkt zijn zoon zo op hem? Eigenlijk weet hij dat niet. Het contact was altijd moeizaam en die jongen ging zijn eigen weg.
Dan tot slot ziet hij zij ouders. Het ontroert hem. Ze zijn al zo lang niet meer onder de levenden. Hij heeft hen gemist althans, dat bedenkt hij nu.
Hoe vaak heeft hij aan hen gedacht de laatste jaren, hij weet het niet. Niet vaak dat is zeker.
Nog een ruimte moet hij door en er bekruipt hem een vreemd gevoel.
Alles wat belangrijk in zijn leven was heeft de revue gepasseerd. Wordt hij toch ergens op afgerekend?
Opeens ziet hij zijn vrouw, mooi gekleed, mooi gekapt en mooi opgemaakt.
Alsof ze uit zal gaan, iets waar hij niet van hield. Ze lacht naar hem, ze is niet verdrietig integendeel ze is stralend.
Waarom is dat? Ze heeft nooit gezegd dat ze er zo uit zou willen zien. Hij heeft dat ook niet bedacht en waarom had hij dat moeten bedenken?
‘Begrijp je de taferelen, Dolf. Begrijp wat we je willen duiden?’
Dolf krijgt het benauwd, hij moet hoesten, hij wordt wakker.
‘Dolf, dolf, je hebt een nachtmerrie.’
Anja schudt hem door elkaar. Dolf huilt en is verward.
‘Ben ik dan niet dood? Ben ik geen geest?’
‘Nee mallerd, je hebt alleen wat koorts gehad, maar je ziet er al weer beter uit.
‘Anja, zullen we vanavond uit gaan, naar een concert of zo?’
Zijn vrouw gaat erbij zitten en kijkt hem doorzoekend aan.
‘Is alles goed met je Dolf?’’
“Ja, Anja, ja. Ik had een bijzondere droom. Ik heb iets geleerd. Jij zal daar van genieten. Zoek iets uit waar je heen wilt, kleed je mooi aan. Ga naar de kapper. Wij gaan uit.’
Nooit had hij zoiets gezegd, nooit. Ze pakt zijn hoofd tussen haar handen en kust hem zachtjes. Zoiets had zij ook nog nooit gedaan.