Kapitein Jason Masson van het schip de Schuimgolf stond naast zijn stuurman door zijn kijker te turen.
“U bent moe, kapitein”, merkte luitenant Kerris op die achter hem stond. “Wilt u niet liever gaan slapen? Ik begrijp hoe belangrijk het voor u is om kapitein Eisters te vinden en ik beloof u dat ik… “
Masson schudde zijn hoofd. “Ik kan niet geloven dat hij uitgerekend door de zee, die hij zolang bedwongen heeft, het leven ontnomen werd.” Hij ademde diep in. “Ik weet dat u mijn beslissing afkeurt, luitenant. Maar zolang ik dit schip noch de bemanning in gevaar breng, zoek ik verder. Tot ik weet wat er met de Mermin gebeurd is.”
“Ahoy!” klonk het van uit het kraaiennest. “Zeilen!”
Masson en Kerris keken omhoog.
“De Meermin?” riep Kerris terug.
“Onduidelijk!”
“Positie?”
“Ramkoers!”
“Afstand?”
“In deze luwte geraken we er niet voor de avond”, luidde het commentaar van Kerris op het antwoord van de uitkijk.
Hij wendde zich tot Masson met een berustende blik. De Mermin had weken geleden al moeten aanleggen aan de Tunesische kust. Vanwaar zou ze op haar beurt doorvaren naar Egypte om zich net als de Schuimgolf aan te sluiten bij de admiraalsvloot die daar wachtte op versterking tegen een vermeende Franse aanval vanuit Brazilië.
Als Masson de vloot links liet liggen, kon hem dat zijn titel en de rest van zijn carrière kosten op een hoorzitting waar men hem tot op het bot zou verscheuren.
***
De schemering was al ingevallen toen de Schuimgolf aan stuurboordzij naast de Mermin ging liggen. Masson had het schip scherp in de gaten gehouden. Hij bleef koppig geloven dat David Eisters nog leefde ook al verzekerde de uitkijk stellig dat de Mermin verlaten leek. Hij gaf het bevel om de seinvlaggen te hijsen ter begroeting en hun hoedanigheid kenbaar te maken.
Waarschijnlijk was de Mermin op drift geslagen. Er waren geen sporen van een recent gevecht. De masten, de dekken, de romp, de achtersteven, de zeilen… alles zag er in orde uit, uitgezonderd de gebruikelijke averij die elk schip opliep door tijd en gebruik.
De communicatie bleef onbeantwoord.
David zou nooit zijn schip overgeven of opgeven zonder te vechten tot er niets van overbleef.
“Waarschijnlijk ligt de hele bemanning dood in het ruim”, dacht Masson, gekweld omdat hij gefaald had zijn voormalige redder te beschermen. “Gegijzeld en tot bloedens toe gemarteld. Of hulpeloos overgeleverd en verzwolgen door de pest.”
***
Muiterij.
Dat was zijn laatste gedachte terwijl hij zijn kajuit opzocht, onder zachte dwang van Kerris die hem uitdrukkelijk beloofde dat hij hem persoonlijk zou wekken als er ontwikkelingen waren.
Zou zijn eigen bemanning er ook vandoor gaan en hem achterlaten op een spookschip, zoals de bemanning van de Mermin haar kapitein in de steek had gelaten?
***
Masson opende zijn ogen.
Hij lag niet in zijn hangmat in zijn kajuit die, hoewel de grootste in het hele schip, nog steeds krap was, maar in een bed in een grote ruimte. In plaats van het vertrouwde houtwerk van de Schuimgolf zag hij om zich heen een witgekalkt plafond en witte muren.
Hij probeerde overeind te gaan zitten. De onbekende omgeving kantelde en hij greep de randen van zijn bed vast.
“Kapitein Masson?”
Masson hoorde zijn naam maar er was niemand die tegen hem sprak. Er stond alleen een man in een witte jas bij de deur van de zaal op een tiental meter van hem vandaan.
“Natuurlijk, luitenant. De kapitein ontwaakt net. Ik kan u wel zeggen dat u hem een heel zware dosis hebt toegediend.”
Masson kreeg het koud. Toegediend? Wat toegediend?
“Ik had geen keuze. De kapitein werd onhandelbaar toen we moesten vaststellen dat kapitein Eisters verdwenen is, waarschijnlijk dood, en ik hem afraadde hem te gaan zoeken aan boord van een handelsschip. Kapitein Eisters heeft hem ooit het leven gered. Daarom heeft hij gezworen dat hij de man met zijn leven zou beschermen.”
Masson voelde de kracht uit zijn trillende armen wegvloeien met elk woord dat Kerris – hij had de stem inmiddels herkend – sprak. Zijn vingers verloren hun grip op de bedrand.
***
Masson verzamelde een groepje van zijn meest vertrouwde bemanningsleden en voer met hen met de jol tot bij de Mermin.
“Ahoy!”
Geen reactie. Geen beweging. Er was niemand. Niemand die hem kon horen, althans. Masson durfde daar nu zeker van te zijn. De gedachte dat David zijn lijk op dat moment in een hangmat heen en weer zwiepte in de kapiteins-kajuit werd hem een ogenblik te machtig.
Na een grondig zoektocht deelde luitenant Kerris hem officieel mee dat er “niemand meer aan boord was”.
Dat was een opluchting. Wat de Mermin ook had getroffen, het was niet de pest geweest, die hem en zijn mannen op hun beurt het leven zou kosten.
“Klaar voor de terugtocht, luitenant.”
“Aye, kapitein.”
Masson liet zijn blik een laatste keer over het dek glijden. Zijn oog viel op iets dat tegen de voetlijst gedrukt lag bij de voorsteven en onzichtbaar was geweest vanop de Schuimgolf voor zowel Masson als de uitkijk die de Mermin voortdurend in de gaten hadden gehouden.
Het was een dode hond.
Een stem in Masson zijn hoofd schreeuwde “Muiterij!” zo luid dat Masson zich een ogenblik licht in het hoofd voelde worden. Tot zijn ontsteltenis werd hij duizelig en wankelde op zijn benen.
***
Masson baadde in het zweet. Was het een koortsdroom of een herinnering?
Hij voelde dezelfde zwakte in zijn ledematen die hij had gehad toen hij aan boord van de Mermin in zwijm viel, overgeleverd aan de genade van David zijn moordenaars.
En die van de hond.
Dat karkas was wel het allerlaatste dat hij verwacht had te vinden. Een hond zou nooit welkom zijn geweest op de Mermin. David was immers zwaar allergisch voor honden.
Er konden dus drie dingen gebeurd zijn: of de Mermin was inderdaad overvallen en de hond had toebehoord aan de piraten, of een bemanningslid had het dier aan boord gebracht, te goeder trouw of uit kwade wil.
Masson was overtuigd van het laatste. Iemand was te weten gekomen dat hondenhaar David levensgevaarlijke ademhalingsproblemen kon bezorgen en had hem vermoord door een hond aan boord te smokkelen.
Hoe konden mensen zó laag vallen?
***
“Hoe kunnen mensen zo laag vallen?” mompelde Masson. Zijn hoofd zat vol watten en hij kon amper horen of zien. Het enige dat hij waarnam, was zijn maag die opspeelde.
“Kapitein?”
Zijn mannen hadden zich verzameld in de jol. Alleen Kerris stond nog achter hem.
“Die muiters zijn een voor een moordenaars die niet aan de galg mogen ontkomen.” Hij draaide zich scherp om. “Luitenant Kerris. Bij deze draag ik de verantwoordelijkheid over de Schuimgolf aan u over. Vaar terug naar het rendez-vous punt. Leg een verklaring af bij de admiraal. Benadruk dat de bemanning handelde onder mijn bevel. Ik vaar met dat handelsschip dat daar aankomt mee naar Tunesië en spoor die smeerlappen op.”
***
De admiraal stapte de ziekenzaal binnen.
De dokter begroette hem hoffelijk, bijna alsof hij zich verheugde.
De admiraal keek in de richting van Massons bed. “Is Eisters hier?”
De dokter knikte en wees naar een deur aan de zijkant. “Hij moest dringend.”
De admiraal knikte. “En Masson?”
“Die zal goed uitgeslapen zijn. Maar ik raad u aan uw luitenant nooit als scheepsarts aan te werven.”
“Wat heeft hij Masson gegeven?”
“Laudanum. Opium. Op zich ongevaarlijk, maar voorzichtigheid blijft geboden.”
***
“Kapitein Masson. Hoe prijzenswaardig uw loyaliteit ook is, u begrijpt dat ik uw vergrijp niet ongestraft kan laten?”
Jason Masson boog het hoofd. “Aye, admiraal Hogings.”
“Bij deze onthef ik u uit uw positie als kapitein. Doch het Lot wil dat kapitein Eisters hier dringend verlegen zit om manschappen aangezien meer dan drie kwart van de Mermins medeplichtig werd bevonden aan geweld tegen een overste en muiterij.”
“Wat?” De wending van het gesprek maakte Masson in de war.
“Aye, Masson. Die kerels werd veel geld beloofd door die schuldeisers van jou om mij te gebruiken als lokaas. Ze dachten dat mijn allergie mij hooguit ziek zou maken. zwak en volgzaam. Doodsbang liet de bemanning mij achter toen een ander schip voorbijvoer. Slechts twee hadden de tegenwoordigheid van geest om mij met de onderzeeër naar het ziekenhuis te brengen.”
Na een geschokte stilte waarin Masson zijn gedachten zich dwaas genoeg om het woord ‘onderzeeër’ wikkelden, en David zijn hand op zijn schouder legde, zei hij: “Nee, admiraal, dit kan ik niet doen.” Dan tegen David: “Dit is de tweede keer dat u om mij in gevaar komt en de tweede keer dat u mij in ruil daarvoor redt.”
David glimlachte en kneep in zijn schouder. “Jij was waarschijnlijk ook in gevaar. En Jason, wat voor man zou ik zijn als ik de zoon van mijn dierbare vriend niet zou helpen? Of niet dankbaar zou zijn voor wat jij voor mij op het spel hebt gezet?” Hij keek de admiraal aan. “Zo. Dan heb ik nog maar een slordige tweehonderd man nodig, zou ik zeggen.”
“En de Schuimgolf een nieuwe kapitein”, zei Masson spijtig.
Enthousiast over deze inzending?
Jouw commentaar toevoegen? Schrijvers stellen je tips en opmerkingen op prijs. Dat is mogelijk in de tekstbalk
Wees de eerste om commentaar te geven.
Meer publicaties lezen of zelf meedoen aan een schrijfactiviteit?
Klik op een van de mogelijkheden.
Klik op een titel om de inzending te lezen.
Eerst inloggen s.v.p.! Meedoen is alleen mogelijk voor leden. Nog geen lid? Je kunt je gratis registreren als lid.