De kinderlokker
Bouke vertelde ons, dat de kinderlokker er zeer gemeen uitzag, droeg vieze stinkende kleren, reed op een oude gammele fiets en probeerde je te lokken met snoepjes.
Op die zomerse namiddag liepen we stampvoetend door de Evertsenstraat. Kristo en Bertje voorop en wij nerveus daar vlak achter en we riepen in koor: ”We zijn niet bang voor de kinderlokker, wij zijn niet bang voor de kinderlokker.” Met driftige passen liepen we richting de rustig stromende Wold Aa, waar buurman Krol, die niet op of om keek, zat te vissen.
De afslag naar de Gemeentebosjes werd wijselijk door ons niet genomen, maar we hielden alle bewegingen uit die bosjes goed in de gaten. Van de Wold Aa zijn we toen de Trompstraat ingelopen om via de Karel Doormanstraat weer in de Evertsenstraat te arriveren. Dat rondje hebben we die namiddag een uur lang volgehouden. Toen moesten we naar huis.
‘s Avonds bij het naar bed gaan, had ik de Donald Duck, onder mijn pyjamajasje, naar boven weten te smokkelen. Bij het laatste daglicht kon ik nog net wat plaatjes ontwaren. In het schemerduister hoorde ik beneden opeens de deurbel rinkelen. Verstijfd van schrik keek ik naar de kamerdeur, gooide de Donald Duck op de grond en dook bibberend onder de dekens. Ik wist niet dat kinderlokkers ook nog ’s avonds konden aanbellen, op jacht naar kleine kinderen. De dromen bestonden die nacht uit vieze kleren, oude fietsen en veel snoepjes.