'Of ik zijn veters even kan strikken’, vraagt het ventje. En meteen steekt hij zijn voetje naar voren. Ik ga door de knieën en strik de lange veter in een stevige knoop met sierlijke lus. ‘Wat hij hier zo alleen aan het doen is’, vraag ik hem met schijnbaar nonchalance, want waar ik ook kijk: ik zie geen andere mensen in het bos. “Ik ben weggelopen”, zegt hij triomfantelijk en hij kijkt mij vorsend aan om te besluiten of hij zich ook nu weer snel uit de voeten moet maken. “Zo,” zeg ik, “dat is nogal wat: weglopen. Is er iets ergs gebeurd dan?” Of het ‘erg’ is, weet hij niet precies, maar vanmorgen is hij wel heel boos geworden op zijn vader.
Die had met Kerstmis al een keer gezegd dat ze dit jaar niet konden gaan skiën, omdat de baas van het land had besloten dat alle mensen voorlopig niet meer op vakantie mochten gaan. En hij wilde juist zo graag leren skiën; net als zijn vriendje die het al heel goed kon. En toen kwam de sneeuw en ging het nog steeds niet door.
En datzelfde vriendje is vanmorgen met zijn ouders voor een weekje naar Bonaire gegaan om te gaan snorkelen. Iets wat hij óók al zo graag wil leren, maar wat zeker ook weer niet mag van zijn ouders. Want vanmorgen had zijn vader gezegd dat ze nog steeds niet naar het buitenland kunnen gaan.
“Waarom mag mijn vriendje wel al leuke dingen doen en moet ik zo stom thuis blijven?” vraagt hij zich hevig verontwaardigd af. Dus is hij maar weggelopen. “En ik ga ook niet meer terug!” komt er stellig achteraan.
Of hij het dan goed vindt om een eindje met mij op te lopen, want ik ben alleen op pad gegaan in het bos en dat doe ik eigenlijk nooit. De kleine man recht zijn ruggetje en pakt mijn hand stevig vast. “Kom maar”, zegt hij. “Je hoeft niet bang te zijn. Ik blijf wel bij jou.” En samen lopen we verder door het bos en over het pad langs de grote vijver tot we weer een beetje in de buurt van huizen komen.
“Ik heb zo’n dorst”, zeg ik kleintjes. “Ik zou wel iets willen drinken.” ” Mijn mama zet hele lekkere koffie,” laat het stoere kereltje trots weten. “Tante Saskia zegt dat elke keer als ze bij ons is. Mama woont daar”, wijst hij. “Dan wil ik wel een kopje koffie bij je mama bestellen en misschien heeft ze voor jou ook wel iets te drinken?” Nietsvermoedend trekt het ventje mij mee naar zijn huis. We gaan achterom en lopen recht in de armen van een moeder met een uiterst bezorgde blik. “Uw zoontje zegt dat u zo’n lekkere koffie kunt zetten. Zullen we een bakkie doen in ruil voor het verhaal waarom ik hier ben?”, vraag ik haar met een geruststellende knipoog.
De moeder begrijpt de situatie en nodigt mij uit plaats te nemen aan de grote keukentafel. “Niet te laat naar huis gaan”, roept het jochie nog tegen mij, “anders word je moeder boos” en pijlsnel schiet hij naar boven om met zijn racebaan te gaan spelen. En de ruzie met zijn vader? Die is hij door onze lange wandeling weer helemaal vergeten. Hij een spannende middag en ik een mooi verhaal.