Sterven is achteruit geboren worden. Wat geweest is, is bekend. Wat gaat komen, niemand die het weet. Ook niet wanneer precies. Geen tijd, geen uur voor de overgang van weten naar niet-weten.
Dat veranderde, het woord euthanasie kreeg langzaamaan een plaats bij ‘normaal’.
Ik weet nog steeds niet hoe ik me ertoe moet verhouden. Vraag me altijd af hoe het is, te weten: vrijdagmiddag, half vier, na de koffie. Hoe leef je daar naartoe, hoe sterf je daar naartoe? De huisarts voerde de euthanasie uit en belde daarna mij, de gemeentelijk lijkschouwer. Ik kan de huisarts vragen hoe dat is, een ander laten sterven, maar ik kan het nooit invoelen. De huisarts is een beetje opgelucht, heeft hierna niets meer gepland en gaat zo het weekend in.
Soms staat de kleine huiskamer vol met de geur van drie honden, een konijn en een biertje. Dan weer is er zachte muziek, zijn er kaarsjes en staat een taart aangesneden op tafel. Dit keer waren er bitterballen: ‘u ook één, dokter?’. Mooi woord: bitter-ballen. Feest, met betraande ogen.
Wat geweest is, is bekend. Wat gaat komen, niemand die het weet. Waar is houvast?